Columns > Zabadak, kale kak

Zabadak, kale kak

Mijn dochter drong er al een tijdje op aan (‘Echt iets voor jou’) en dus ben ik er maar eens aan begonnen. Spotify.

Het begon ietwat teleurstellend, moet ik mijn dochter bekennen. Want anders dan vaak wordt beweerd, heeft Spotify lang niet alles. Ik daag u uit ‘This Land Is Your Land’ in de uitvoering van Jim Croce daar op te duikelen. Of het duet van The Tallest Man On Earth met zijn toenmalige liefde, Idiot Wind (En ja, dat zijn artiestennamen – wat dacht u dan?). Niet te vinden. Wat bij het zoeken trouwens niet helpt, is dat ik de naam ben vergeten van dat wonderschone nummer.

Maar, dank dochter, ik heb me met Spotify heerlijk ondergedompeld in jeugdherinneringen. Werd bijna opnieuw verliefd op Chi Coltrane, die zo rond 1972 ‘Go Like Elijah’ zong bij Toppop met op haar piano een ventilator.

Die haren, wapperend in de nagemaakte wind. En dan die snik in haar stem. Poeh. Minder dweperig, maar wel leuk: toen ik 14 was, ontdekte ik samen met mijn beste vriend Toine dat het nummer heel grappig klinkt als je de elpee op 45 toeren draait. Of de single op 33 toeren, dat kan ook. Hoe dan ook: vooral bij de laatste a capella-uithaal. De Smurfen meets the Chip Monks.

Voor mijn dochter: je moet erbij geweest zijn.

 

Dankzij dochter, Spotify en Chi Coltrane begon ik te graven in mijn geheugen. Vijftien gulden betaalde ik in 1973 voor mijn allereerste elpee. Van die Chi dus.

En dan waren er singles. Die waren in verhouding poepduur. Vijf gulden en negentig cent voor twee liedjes – de b-kant was doorgaans flut en dus weggegooid geld, de beste nummers werden immers bewaard voor nieuwe singles.

Maar ook begin jaren zeventig waren er zo nu en dan koopjes. Voor één gulden kochten diezelfde Chi-op-45-toeren-Toine  en ik tien singles bij de V&D. We kenden geen enkele artiest van wat we in de bakken van het warenhuis aantroffen, laat staan de nummers. Maar hé, tien singles voor een piek – dat was geen geld. We deelden de kosten en daarna min of meer willekeurig de singles. Saillant: ook ons eerste biertje kochten we in die tijd samen. ‘Stel dat het niet lekker is, zonde van het geld. Samen kopen dan maar?’ Pas toen we onze pilsjes helemaal voor ons zelf gingen kopen, begonnen ze lekker te worden.

Terug naar de vijf singles. Ze zijn zoekgeraakt of weggegooid, maar eentje heb ik er onthouden. Wit hoesje, paarse letters. De groep heette ‘Dave Dee, Dozy, Beaky, Mick & Tich’. Dankzij internet weet ik dat zij de makers zijn van ‘The Legend of Xanadu’ en dat zegt me werkelijk niks. Mijn single heette ‘Zabadak’ en die draaide ik vaak.

Met dank aan Wikipedia: ‘Zabadak’ is een echt flower power-liedje. Toen ik het voor een dubbeltje kocht, was het al vijf jaar oud, want het is geperst in 1967. De boodschap van het niemendalletje: probeer het leven niet te vangen in woorden, maar in gevoelens. Mogelijk dat de groep daarom zelfbedachte woorden zong, zoals Zabadak en Karakakova. Zelf hoorde ik als twaalfjarige: ‘Zabadak, kale kak, kale kak opa’.

Mama Appelsap avant la lettre.

 

We luisterden in die tijd naar Radio Veronica, want dat was een piraat en daarmee volgens ons tegen het gezag en dus verantwoord links. Daar op die boot was een DJ die regelmatig viel over de naam van de groep die zong over Xanadu en Zabadak. Vooral als hij het snel wilde zeggen. Mijn jongste zus had er op geoefend en kon het wel. Dat vond ik erg knap.

Dave Dee is trouwens dood. Overleden op 9 januari 2009. En Zabadak heb ik zojuist gevonden op Spotify. En ik hoor het nog steeds. Dat mijn opa kale kak heeft. Zoek het op, daar op Spotify. En hoor wat ik hoorde in 1972.