Columns > Toen de krant nog een meneer was

Toen de krant nog een meneer was

Vroeger. Vroeger, toen de fietsen houten banden hadden en de krant een meneer was – toen was alles beter.

Zelfs best intellectuele, weldenkende dames en heren die de zestig gepasseerd zijn, hebben er last van. Van het idee dat het vroeger, In Hun Tijd, beter was. Via Facebook kwam er gisteren een foto van een domme krantenkop uit het Brabants Dagblad voorbij. De foto was geplaatst door iemand die ooit bij die krant werkte. Die iemand werd, schreef hij, moedeloos van de krant. Oud-journalisten verzamelden zich op Facebook om hem heen. Want nou, tjonge, wat was het tegenwoordig toch beroerd gesteld met de krant. Ze schreven het de dag voordat De Journalist Van De Eeuw, Hofland, ons ontviel. Hofland, die niet lang voor zijn dood nog had laten weten dat journalisten eens moeten ophouden met het verleden mooier maken dan het daadwerkelijk is.

 

Ik ben van vroeger. Ik werkte van 1987 tot 1990 bij het Brabants Dagblad en het was, Met De Kennis Van Nu, een flutkrant. Een regionale krant was en is het en mensen lazen en lezen die krant voor het regionale nieuws. Twee pagina’s regionieuws waren er per dag en die twee pagina’s werden volgetikt door onervaren, jonge stukjesschrijvers. Zodra ze ervaring kregen, mochten ze naar een redactie met meer status. Naar Economie, Sport, Eindredactie, Nieuwsdienst. Zeg maar de redacties die dezelfde dingen deden als de landelijke kranten. De redacties dus, zonder toegevoegde waarde.

Op die redacties tuurden de meer ervaren journalisten de godganse dag naar de telex. Die telex poepte ANP-berichten uit. Die van de Nieuwsdienst scheurden ze uit dat apparaat, tikten ze over, wijzigden drie woorden en zetten hun naam boven de stukjes die ze overschreven. Wie daar heel bedreven in was, mocht uiteindelijk ergens correspondent worden.

 

Zo nu en dan zat ik ’s avonds op de eindredactie. In mijn eentje mocht ik dan regiopagina’s van twee edities in elkaar schuiven. Tien meter verderop zaten de meer ervaren mensen van de echte eindredactie en de nieuwsdienst. Die deden Algemeen – de pagina’s die in alle edities meegingen. Daar mogen werken, dat was voor elke journalist van onder de 30 een droom.

Ik herinner me de avond dat Gerit Jan Heijn was gevonden. Voor wie het niet meer weet: hij was een rijke topman van het, toen nog, familiebedrijf Ahold. Hij was ontvoerd en werd ergens eind jaren tachtig dood gevonden. U begrijpt: dat werd de voorpagina. De journalist van de nieuwsdienst maakte dat verhaal. En dat ging zo: hij vroeg iedereen in de kantoortuin stil te zijn, zodat hij het NOS Journaal op televisie kon volgen en kon overtikken wat daar werd gezegd.

En dan was er, ongeveer in dezelfde tijd, de metrobrand in Londen. Onze krant had daar in Londen een correspondent. Terwijl ik het interview met de voorzitter van de vijftigjarige voetbalclub uit Megen uitwerkte (‘Je moet een beetje gek zijn om dit vrijwilligerswerk te doen’ en ‘Het is een virus’ waren de meest spraakmakende citaten), belde de chef van de nieuwsdienst met Londen. Waar zijn verhaal over de brand bleef.

‘Dat kan ik pas maken om half tien. Dan is het nieuws van negen uur bij de BBC afgelopen.’