Columns > Wie wil er nou in Eerde wonen?

Wie wil er nou in Eerde wonen?

 ‘Niet in onze achtertuin!’ riep één van dorpsraadsleden boos. Hij stond op en sloeg met zijn vlakke hand op tafel. ‘Testosteronbommen, dát zijn het!’ De voorzitter maande het raadslid te gaan zitten. ‘Rustig, rustig. En vooral niet van die onzinnige vooroordelen roepen. Het zijn vluchtelingen.’

‘Kan zijn, maar ik wil ze niet zo dicht bij Eerde.’ Er werd geknikt. ‘Hij heeft gelijk’, fluisterde een dame tegen haar buurman. Die buurman mompelde iets over varkenskoppen ophangen. ‘Dat hoorde ik’, zei de voorzitter. ‘En zoiets gaan we dus niet doen. Eerde is een beschaafd dorp.’ Een enkeling keek verbaasd op.

‘Als we die noodopvang niet dicht bij Eerde willen, dan moeten we met goede argumenten komen’, stelde de voorzitter voor. ‘Testosteronbommen zijn geen goede argumenten?’ vroeg het boze dorpsraadslid. Nee, dat waren geen goede argumenten. De dame stak haar hand op. ‘We moeten bedenken waarom het voor die mensen zélf een rotplek is.’

‘Subliem’, zei de voorzitter. ‘Maar wat is er dan zo rot aan die plek? Het ligt dicht bij Eerde en daar is toch niks mis mee?’

De dame: ‘Alle nadelen van Eerde zijn dus de nadelen van die locatie’. Plots begonnen alle dames en heren aan de vergadertafel te glunderen. ‘Er is hier niks te beleven’, zei iemand. ‘Een bushalte, meer hebben we niet’, klaagde een ander. ‘Het dorp zit geklemd tussen de bedrijventerreinen van Veghel en Schijndel’, bedacht een derde. ‘Je kunt het niemand aandoen om hier te wonen’, vatte de voorzitter de bezwaren samen.

 

Weg was de blijdschap. ‘Ik wil hier weg’, zei de dame. ‘Misschien is er nog woonruimte in het Damianenklooster’, reageerde de voorzitter. ‘Dan moet je wel snel zijn, voor je het weten pikken die vluchtelingen de mooiste kamers in.’