Columns > Pubers eten macaroni

Pubers eten macaroni

In 1976 stonden Vincent, Mark en ik in een smoezelig keukentje van een studentenhuis en keken we naar een pan kokend water. We waren zestien, zaten op de mavo en eigenlijk hadden we niks te zoeken in een studentenhuis. Maar Mark woonde er en ook dat was eigenlijk niet de bedoeling.

Mark was een puber, zoals Vincent en ik ook pubers waren. We probeerden met zo min mogelijk inspanningen ons door de middelbare school te bluffen, gunden onszelf hopeloze verliefdheden en discussieerden oeverloos over welke popgroep toch echt geweldig of juist bagger was. We gingen uit en kwamen steevast een kwartier en twee glazen bier te laat thuis. Bij Vincent en mij leidde dat tot reprimandes, bij Mark tot hoog oplopende conflicten.

En zo vond Mark zich, na wat logeerpartijen bij Vincent en mij, terug op een te dure kamer in het centrum van Tilburg. Zestien jaar en verantwoordelijk voor goede punten op school, vaste inkomsten, de eigen kamer schoonhouden en een dagelijkse maaltijd.

Het was natuurlijk vooral sneu – een kind van zestien moet mokkend kunnen aanschuiven aan tafel, weigeren te vertellen hoe het op school was en te luid smakkend de gekookte aardappelen en spinazie op kunnen schrokken. En dan onder protest met broer of zus de afwas doen. Maar Vincent en ik vonden het stiekem wel stoer, een vriend die al helemaal Op Zichzelf Woonde. En dus waren we erbij, op zijn eerste dag.

 

En zo keken we met ons drietjes naar het borrelende water. ‘Het water kookt. Nu moet de macaroni erin’, zei Vincent. ‘Dat dacht ik ook’, zei Mark. ‘Doe maar’, zei ik. Mark scheurde het kartonnen pak open en schudde de macaroni in de pan.

‘En nu?’, vroeg Vincent. Dat leek Mark zo moeilijk niet. We zouden immers macaroni en ham en kaas eten. Mark sneed plakken ham in blokjes en ik raspte de kaas. Het was zo gepiept. ‘Hupsakee, in de pan’, besloot Vincent. Mark schoof met een mes de gesneden ham in het kokende water en ik gooide de geraspte kaas erbij.

Een kwartier later goot Mark het water af en lepelden we het blok macaroni-met-ham-en-kaas uit de pan. We sneden het harde blok in drie gelijke stukken. ‘Thuis is het geen blok en smaakt het anders’, zei ik. ‘Misschien had de ham er na het koken bij gemoeten’, zei Mark. ‘Of de kaas’, zei VIncent. Daarna besloten we dat het allemaal prima was en dat we ketchup hadden moeten kopen.

 

Afgelopen week schoof ik aan bij bijeenkomsten en gesprekken over vereenzaming onder jongeren, over gameverslaving, door criminelen gedraaide gevaarlijke pillen en kinderen die de school niet kunnen afmaken omdat ze geen stageadres vonden – en dat kwam weer omdat hun voornamen een niet-Nederlandse achtergrond verraden.

Ik hoop dat ze ondanks die ellende met vrienden ham, kaas en macaroni in een pan kieperen en daar achteraf om kunnen lachen.

 

(De namen Vincent en Mark zijn gefingeerd. Privacy en zo.)