Parkeer een busje op een steen
Het kost me weinig moeite om een stikchagrijnig stuk te schrijven over hoe ik gisteren in een gehuurd busje reed en dat busje per ongeluk op een steen parkeerde. En dat er een sleepbedrijf aan te pas moest komen om dat busje van die steen te krijgen.
Het busje bungelde op een steen en blokkeerde daarmee een groot deel van een fietspad en een van de twee rijbanen van een best drukke weg op een spuuglelijk bedrijventerrein. Om te voorkomen dat het verkeer het busje te laat zou zien, deed ik een oranje hesje aan en speelde ik verkeersregelaar – ruim een uur lang, want zo lang duurde het voor een jongeman met een wegsleepauto arriveerde en de auto van de steen wist te krijgen.
Ik schreef al dat het me weinig moeite kost om een stikchagrijnig stuk te schrijven over hoe ik gisteren uren weggooide met beroerd autorijden, verkeer regelen en wachten op een sleepauto.
Wat me net zo weinig moeite kost: een blijmoedig stukje schrijven over datzelfde incident.
Dat stukje begint bij hoe knap automobilisten anticiperen. Niks piepende remmen of opgestoken middelvingers. Chauffeurs van personenauto’s, vrachtwagens en bestelbusjes ritsen kalm langs de auto op de steen. Hier en daar steken mensen vanachter het stuur duimen naar me op als teken van medeleven of zoiets.
En dan is er nog die meneer van Heineken. Die bierbrouwer heeft op letterlijk een steenworp afstand een magazijn en een medewerker ziet vanuit zijn kantoor hoe ik daar in een felle voorjaarszon mijn best doe het verkeer in goede banen te leiden.
Ik zie de man aanlopen en bedenk dat hij nieuwsgierig en irritant gaat vragen hoe ik het voor elkaar kreeg dat busje op een steen te parkeren. In plaats daarvan zegt hij dat ik niet de eerste en vast ook niet de laatste ben die dat overkwam. En of ik koffie wil.
Ik wil geen koffie en de meneer wenst me sterkte en vertrekt weer. Om na een kwartier weer terug te keren. ‘Je staat al een half uur in de brandende zon. Ik heb een bekertje water meegenomen. Daar ben je wel aan toe, denk ik.’
Even heb ik de neiging om te denken dat ik een uitzonderlijk mens ontmoet. Het is niet raar dat ik die neiging heb. Want ik lees op de gewone en de sociale media alleen maar over de ellende die mensen elkaar aandoen. Landen die elkaar na het leven staan, dictators die zichzelf staande houden door te liegen en te bedriegen en gewone burgers die via X en andere platforms pesten en bedreigen.
Dompel je onder in al die berichten, items en posts en je krijgt het idee dat zowat iedereen gevaarlijk, haatdragend en bedreigend is. En dat jezelf, goed van hart, een uitzondering bent. In de weeromslag besluit je dat je zelf harder moet worden, terug moet meppen of zelfs preventief verbaal om je heen moet slaan. Om je eigen goede ziel te beschermen tegen de massale kwaadaardigheid. Om je te weren tegen polarisatie, vijanddenken of vijandigheid.
Mijn advies: zet je eigen of, zoals ik deed, gehuurde auto heel stom op een steen. Wacht af wat er gebeurt. Automobilisten minderen vaart, wijken uit en steken duimen omhoog. En dan komt er iemand langs om te vragen of je koffie wil. Zeg nee en even later krijg je een koel glas water.
Jij, goed mens, bent geen uitzondering. Die polariserende, haatdragende en venijnige berichten die je de godganse dag ziet en leest: díe komen van uitzonderingen.