Columns > Laurens gaat naar Den Helder

Laurens gaat naar Den Helder

En dan nu een weinig genoemd en mogelijk zelfs onbekend voordeel van de elektrische auto: je komt nog eens nergens.

Afgelopen woensdag mocht ik een training geven in Den Helder. Dat is op zich al een klereneind weg vanuit Schijndel, maar met een elektrische auto is het Een Tocht Die Planning Behoeft. De accu van mijn auto kan volgens de autofabrikant 350 kilometer aan, maar dan moet ik wel beloven dat ik die afstand louter in de bebouwde kom van mijn dorp afleg. Met heel veel remmen (dan laadt de accu op) en me houden aan de hier geldende maximum snelheid van 30 km/u.

Rijd ik vooral snelweg, dan gaat er een slordige 25 kilometer vanaf, leert de ervaring. Heb ik de pech dat er geen files zijn en dat ik dus plankgas (heet dat zo bij elektrisch rijden?) mag rijden, dan lever ik nog eens 10 kilometer in.

Het voordeel dus van elektrisch rijden: als automobilist krijg je de neiging het allemaal wat dichter bij huis te zoeken. Voor de actieradius van mijn auto is een goede buur beter dan een verre vriend en zijn de Oisterwijkse Vennen veel mooier dan de Spaanse Balearen. En nee, dat is geen schapenras – het zijn eilanden.

Elektrische auto’s zorgen voor een herwaardering van het lokale. ‘Sinaasappels? Die zijn niet aan ons, elektrische rijders, besteed. Hollandse peren graag!’

 

Deze mijmeringen kwamen pas nadat ik ja had gezegd tegen een training in Den Helder. Een week of wat voor ik daar mocht optreden, peuterde ik bij mijn opdrachtgever een hotelovernachting los – het voorkwam dat ik diep in de nacht naar huis zou moeten rijden en dat ik dan ook nog eens een langdurige tussenstop moest maken om de accu op te laden.

Voorbereiding is alles en dus boekte ik een hotel met meerdere oplaadpunten. Niet in Den Helder, daar zat tot verbazing van de cursisten alles vol (‘Dat kan niet! Hoezo dan? Hier is niks te doen!’), maar in het nabijgelegen Callantsoog. Enkele kenmerken van dat hotel daar: uitzicht op de duinen, enorm vriendelijke medewerkers in het restaurant en aan de balie, hondsberoerde matrassen en oplaadpalen die het niet doen.

Wie mijn avonturen met mijn auto op deze site volgt, weet dat opladen onderweg voor mij nogal een dingetje is. Oftewel: ik grijp steevast mis. Dat probleem leek opgelost door behalve mijn eerste oplaadpasje ook pasjes of accounts te regelen bij twee andere aanbieders. Mij kon sindsdien niets gebeuren. Hoe exotisch het merk van de paal ook: ik trek nonchalant een pasje uit mijn wallet of houd mijn mobiel ergens tegenaan.

Niet in het slechte-matrassen-hotel in Callantsoog. De eerste paal gaf geen sjoege en de tweede ook niet. Het servicenummer op de palen bracht me in een menu, waarbij ‘Ik wil een mens spreken’ geen optie was. Dan maar naar de receptie. Daar was een dame geduldig, vriendelijk en vooral langdurig aan de telefoon met iemand die wilde weten wanneer de receptioniste er weer was met wie ze een vorig keer had gesproken en waarom ze toeristenbelasting moest betalen. Vrijdag was die andere receptioniste er weer en die toeristenbelasting had de gemeente bedacht.

Toen was ik aan de beurt. Wat of ik verkeerd deed bij mijn pogingen de accu van mijn auto op te laden. De receptioniste stelde me gerust. Ik deed niks verkeerd.

‘Ze zijn buiten gebruikt, want ze vreten namelijk stroom.’