Ik maak altijd geluid
Voer voor psychologen onder mijn lezers: waarom maak ik toch altijd geluid?
Ik praat veel. Mijn ijdele excuus is dat ik gewoon veel te melden heb. Ik vind van mezelf dat ik van heel veel dingen verstand heb (jeugdhulp, karamel-zeezout, Erasmus, lokale politiek, mijn kinderen, Bob Dylan, de teloorgang van de sociaaldemocratie) en als iemand geen zin heeft in mijn kennis, dan heb ik heel veel olijke anekdotes, voorvallen en grappen achter de hand. Ik heb geen redenen om te zwijgen en heel veel redenen om te oreren. Wie mijn vader, al een kwart eeuw dood, kende -die weet dat ik er niks aan kan doen. Erfelijk belast.
Ik slaap wel eens en als ik slaap maak ik nog altijd geluid. Ik snurk. Deed mijn vader ook.
Er zijn zeldzame momenten dat ik niet snurkend slaap en niet pratend wakker ben. Dat zijn de momenten dat ik wakker ben en mijn keel schraap. Wat mijn vader dan weer niet deed. Ik schraap mijn keel ongeveer net zo vaak als u met uw ogen knippert of slikt. Dat is vermoeiend voor mij en nog vermoeiender voor de dierbaren om me heen.
Een van mijn vele schoondochters is logopediste en zij zei dat ik eens een collega van haar moest bezoeken. Die collega zou dan mijn strottenhoofd masseren en dat was meteen de reden dat een van mijn vele schoondochters mij niet zelf wilde behandelen. Het is wat ongemakkelijk met je vingers de hals van je schoonvader te strelen.
Ik snap dat, want vindt dat minstens zo gênant.
Om die collega van een van mijn vele schoondochters te bezoeken, had ik een verwijzing nodig van de huisarts. De vervangster van de vervangster van mijn huisarts hoorde me aan en schreef op een briefje dat een behandeling van een logopedist inderdaad nodig is. ‘Schoondochter van patiënt is logopedist en adviseert het’, schreef de vervangster van de vervangster van mijn huisarts. Een van mijn vele schoondochters vond het wel mooi, dat ze zomaar in een verwijsbrief van een dokter terecht was gekomen.
Inmiddels heb ik drie bezoekjes bij de logopediste achter de rug en doe ik meermalen daags de door haar bedachte oefeningen. Ik blaas met opgeblazen wangen door een plastic slangetje in een glas water en zeg dan oe en dat oe doe ik in verschillende toonhoogten. En verder zeg ik vaak ‘Mmmmm’ en ‘Mammmm’, ‘Moemmmm’ en ‘Memmmm’. Dat laatste vind ik een beetje ongepast, maar als iemand er aanstoot aan geeft dan verwijs ik naar mijn verwijzing. ‘De dokter verwees me naar iemand die me opdraagt om mem te zeggen.’
De oefeningen werken. Ik schraap sinds een week of twee een stuk minder. Dat is fijn, want zo heb ik meer tijd om te spreken. Of het nu gaat over jeugdhulp, Bob Dylan of de door sociaaldemocraten zelf veroorzaakte instorting van de sociaaldemocratie: ik praat u er graag zonder schrapen over bij.
Binnenkort ga ik met die ene van mijn vele schoondochters naar een optreden van een zangeres die we allebei hoog hebben zitten. Tegen die tijd ben ik vast en zeker helemaal van het schrapen af en ga ik dus urenlang door het optreden heen lullen. ‘Wel leuk, die Wende. Maar zal ik je eens vertellen wat Dylan in 1964 op Newport presteerde?’