Ik heb mijn urine bij me
Tip: als u van uw huisarts een verwijzing ontvangt voor een of ander onderzoek en een afspraak daarvoor heeft gemaakt, lees de brief niet pas als u voor de balie van dat ziekenhuis, medisch centrum of die bloedpriklocatie staat.
‘Shit. Ochtendurine meenemen in een potje.’
Het is één uur ’s middags. Ik heb urine bij me. Maar dat is middagurine en die urine zit nog in mijn blaas. Of ik nu zou kunnen plassen, vraagt de dame die achter een van de schermpjes van de poli zit. Zeker kan ik dat. ‘Maar dat is dan geen ochtendurine’, zeg ik. Ze haalt haar schouders op en geeft me een doorzichtig plastic potje. Daar moet ik het deksel afdraaien, in plassen, het deksel er weer op draaien, een sticker eraf peuteren, zien dat er onder die sticker een gat zit, een soort van pipetje in dat gat duwen (‘Stevig doorduwen’), de plas in dat pipetje opzuigen, pipetje eruit trekken, rest van de urine door het wc spoelen, potje weggooien, handen wassen en pipetje met urine bij mevrouw inleveren.
‘Nog eens?’, vraag ik. ‘Het wijst zich vanzelf’, zegt de dame.
Ze neemt vervolgens bloed bij me af en zegt ‘Dat snap ik’ als ik vraag of het goed is dat ik tijdens die ingrijpende operatie een andere kant op kijk.
Dan wilt u nu natuurlijk weten waarom ik bloed en urine afsta aan de medische wetenschap. Dat doe ik omdat het tijd was voor een periodiek onderzoek. Aldus mijn vrouw. Die herinnerde me eraan dat ik 64 ben en wie 64 is moet oppassen voor het een en ook nog eens voor het ander. Voor kwalen en gebreken bijvoorbeeld.
‘Ik kom voor een APK’, zei ik tegen de huisarts en die huisarts zei dat ik geen auto ben. En dat ze me verder wel begrijpt.
Ze begrijpt mij niet, ze begrijpt mijn vrouw. Want zelf vind ik die APK nonsens. Zelf omarm ik De Doctrine Van De Struisvogel. Met de kop in het zand zie ik geen enkel gevaar en gevaar dat ik niet zie, dat is er niet. Een familielid klaagde ooit over zijn hoge bloeddruk, vastgesteld met een via een webshop gekochte bloeddrukmeter. ‘Ik heb geen last van een hoge bloeddruk’, zei ik. ‘Want ik heb zo’n meter niet.’
Wie gelooft in De Doctrine Van De Struisvogel weet dat de mens het meest lijdt van het lijden dat hij vreest. Die vrees is de reden voor een medische check-up of is er het gevolg van. In mijn geval meen ik zeker te weten dat de uitslag gedoe gaat geven.
Mijn huisarts gaat me bellen en vraagt, voor ze wal van steekt, of ik zit. En zo niet, dat ik dat maar beter even kan doen. ‘Want, meneer Van Voorst, de uitslagen zijn binnen. Met het bloed zit het allemaal wel snor, maar er is niettemin een zorgwekkende uitkomst.’ Ik hoor haar diep in- en uitademen. Vanavond zal ze haar partner vertellen dat ze weer een slecht nieuws-gesprek heeft moeten voeren. En dat zoiets je niet in de koude kleren gaat zitten.
Ik val even stil en zeg dan dat de dokter het slechte nieuws maar recht voor zijn raap moet vertellen. ‘Het kan maar duidelijk zijn’, hoor ik mezelf manhaftig zeggen.
‘Het is uw urine. Uw ochtendurine. Daar zitten waarden in die we normaliter alleen tegenkomen bij middagurine.’