Columns > Ik ben Cor van der Laak en wel hierom

Ik ben Cor van der Laak en wel hierom

Het is woensdag, ik ben voor een opdracht in een Huiskamer van een welzijnsorganisatie en sta oog in oog met een soort Cor van der Laak. Cor van der Laak, het typetje van Koot en Bie dat dingen regelt en dat wil dat iedereen weet dat hij dingen regelt. ‘Ik ben Cor van der Laak en wel hierom’, begon Kees van Kooten zo’n veertig jaar geleden elke sketch waarin hij Cor van der Laak was. Deze Cor zegt zoiets als ‘Ik ben Cor van der Laak en ik regel de Huiskamer’.

De Huiskamer is een dagbesteding voor ouderen in een buitenwijk in Den Bosch en zowel die ouderen als de dierbaren van die ouderen zijn er blij mee. De blijdschap van die dierbaren is de reden dat ik in de Huiskamer ben, want ik kreeg het verzoek een serie te schrijven over respijtzorg – dat is dat iemand anders even de mantelzorg overneemt. Zoals die van de Huiskamer.

Na een interview met de welzijnswerkster die gespecialiseerd is in senioren, wordt me duidelijk dat het voor veel van die dierbaren helemaal geen respijtzorg is. Zo vertellen de ouderen dat hun kinderen helemaal niet mantelzorgen. Ze wonen daarvoor te ver weg (‘Helemaal in Rotterdam, ruim een uur rijden’, ‘Ergens in België’, ‘Zuid-Frankrijk, zo mooi daar!’). Een dame zegt dat ze zonder die Huiskamer wegkwijnt. Niet zonder haar kinderen, zonder de Huiskamer.

 

En dan komt Cor binnen. Die in het echt dus anders heet. Cor heeft gehoord dat er vandaag Een Interviewer op bezoek komt, scant snel alle aanwezige dames en heren en ziet een man met een opschrijfboekje. Dat moet hem zijn. En inderdaad, dat ben ik.

‘U ken ik niet’, steekt Cor zijn hand uit.

– ‘Laurens, ik kom een stukje schrijven over de Huiskamer.’

‘Dan bent u bij mij aan het goede adres.’ Cor haalt een dikke multomap onder zijn arm vandaan. ‘Hier staat alles in.’ En alles is ook echt alles, want Cor heeft de huiskamer opgericht. Of nou ja, mede opgericht. ‘Dertien jaar geleden.’ Een vrouw knikt en zegt dat Cor die geen Cor heet toen computerles gaf. ‘Dat deed ie goed’, zegt ze. En: ‘Maar ik weet er niks meer van’. Cor knikt. ‘Ja, ja, ik gaf computerles. Onder meer. Onder meer hè.’

Ik loop naar fotograaf Olaf. Wat hij gaat fotograferen, wil ik weten. Cor loopt mee en vindt, net als Olaf en ik, een foto van al die mensen rond de tafel wel mooi. ‘En dan ga ik er achter staan. Dat zij dus zitten en ik dus sta.’ Hij voegt de daad bij het woord, neemt plaats achter enkele dames en perst de dikke map tegen de borst. Olaf stelt voor dat hij gaat zitten. Wat Cor doet. Hij kijkt niet blij.

 

De foto’s zijn gemaakt, de aantekeningen genoteerd. Ik zeg iedereen dankjewel en beloof nog te laten weten wanneer het artikel wordt geplaatst en waar. Ik zie teleurgestelde en boze gezichten. Iemand tikt Olaf op zijn schouder en fluistert wat in zijn oor. Olaf fluistert het me door. ‘Ze hadden er meer van verwacht. Dat je er langer was, meer vragen stelde.’ In mijn ooghoek zie ik Cor. Hij houdt zijn map omhoog. ‘Ze zijn boos’, zegt Olaf.

Ik kijk naar Cor. Ik kijk naar Cor en weet dat ik over pakweg vijftien of twintig jaar ongeveer zo ben als Cor. Ik kijk naar Cor, wil weg en wel hierom.