Columns > Fado

Fado

De eerste keer dat ik de fado hoorde zingen, was – waar anders – in hartje Lissabon. Ik was er, een jaar of tien geleden, met een stel leden van een serviceclub. In een restaurant dronken we port en vino verde, aten we vis en genoten we van een klaagzang, gezongen door een Portugese mevrouw. Eén van de serviceclubbers zei dat het Amália Rodrigues was die daar stond te zingen, een ander zei dat die zangeres al lang dood was.

Hoe dan ook, het was mooi. Zo mooi dat één van de heren zin kreeg om mee te doen. Terwijl Amália-of-wie-dan-ook even pauze nam, deed hij een rondje ‘Fado a la Hollanda’. ‘De klok van Arnemuiden’ werd ingezet en daarna ‘Toen wij uit Rotterdam vertrokken’. Het restaurant zat vol en Portugezen zijn beleefde mensen. Ze klapten en glimlachten.

Mocht u het wel koddig vinden, zo’n Nederlandse smartlap in een fado-restaurant: vergelijk het met een optreden van Youp van ’t Hek en dat dan ineens iemand op het podium klimt en zegt ‘Ik ken ook nog een leuke mop’. Gênant, inderdaad. Nog voor hij kon beginnen aan ‘Hij was maar een neger’, trok één van de serviceclub-mannen zijn creditcard en namen we een taxi naar wat volgens die man een nachtclub was. Er werd daar niet gezongen. Wel was er een optreden van een vrouw met een paal. En de dames kwamen heel dicht bij ons zitten. Ze vonden ons allemaal handsome.

Vorige week was ik, dit keer met vrouw en dochter, weer in een fado-restaurant. In Coimbra dit keer, ongeveer halverwege Lissabon en Porto. Daar in Coimbra is de fado net anders dan in de rest van Portugal. Er wordt gezongen door een man en die heeft zich verkleed als een soort Zorro. Geen idee waarom, maar het was weer mooi. Geen Nederlander te bekennen ook. Geen enkele reden om te verkassen naar een club met paaldanseressen.

En dan was er, gistermiddag, nog de fado op het vliegveld van Porto. We hingen wat in ongemakkelijk harde stoeltjes, te lang wachtend op ons vliegtuig, toen daar ineens een jongeman en een jongedame tegenover ons gingen zitten. Zij had mooi blond haar en hij een gitaar. Nederlanders. ‘Speel eens wat’, stelde ik voor. En dat deed ie. Zij zong mee. Samen deden ze een fado, wat erg knap is als je uit Heemstede of zoiets komt. Hij verontschuldigde zich voor zijn beroerde uitspraak en zij zei dat haar Spaans beter was. Maar ik vond het prachtig en de Portugezen om ons heen ook. Ze klapten, staken duimen omhoog en deelden koekjes uit.

Toen klonk door de luidspreker dat we via de slurf het vliegtuig in konden. We vonden het bijna jammer dat de vertraging maar een half uur duurde. ‘Meestal duurt het bij TAP, de Portugese KLM, langer’, zuchtte het meisje. Een vertraging die te kort duurt. Daar zit een mooi Portugees lied in.