Verhalen > Eekhoorn Flip en Konijntje Sjakie

Eekhoorn Flip en Konijntje Sjakie

‘Papa.’

In mijn droom had ik mijn auto geparkeerd op een soort van pleintje. Een binnenplaats was het meer. Er stond nog een auto en drie mannen zaten op keukenstoelen. Eentje gebruikte maar twee poten, hij leunde met zijn rug tegen een garagedeur. Er waren garages met geribbelde, stalen deuren in verschillende kleuren groen. Ze waren lang geleden geverfd. Ik stapte uit mijn auto en liep naar de mannen op de keukenstoelen. Ze waren ongeschoren, droegen vuile kleren en keken boos. Ik balde mijn vuisten en schraapte mijn keel. En juist toen ik iets heel lelijks wilde gaan zeggen, klonk vanuit mijn auto mijn zoontje. ‘Papa.’

Ik wilde hem negeren. Want ik moest verhaal halen. Ik moest drie mannen op keukenstoelen de waarheid zeggen. Maar hij riep nu iets harder. ‘Papa!’ Ik hoorde er een uitroepteken bij.

Ik draaide me om en terwijl ik dat deed opende ik mijn ogen. En terwijl het binnenplaatsje met de mannen op keukenstoelen wegebde, kroop ik rechtop in bed en zag ik mijn zoontje naast me staan. Hij pakte mijn arm beet, schudde eraan en zei ‘Papa’.

 

Ik wreef in mijn ogen en zocht tastend naar mijn bril, op het nachtkastje. ‘Je moet komen’, zei mijn zoontje. Ik stak de poten van de bril achter mijn oren en keek op de digitale wekker. 5.08.

‘Franske, het is nacht.’

Ik keek naar rechts en zag een hoop dekens zonder enige beweging. Ze sliep nog. ‘Papa, je moet echt komen.’ Ik krabde aan mijn kin en siste dat hij stil moest zijn. ‘We moeten mama niet wakker maken.’

Daarna schoof ik wat op in haar richting. ‘Kom maar in bed. Dan slapen we samen verder.’ Hij schudde het hoofd. Zijn blonde haren wapperden ervan. ‘Nee, papa, je moet echt komen. Ze zitten in de tuin.’

Ik ging rechter zitten. Nu was ik echt wakker. ‘Wie zitten in de tuin?’

‘Ik werd wakker, papa. En toen dacht ik dat ik wat hoorde en toen keek ik door het raam, de tuin in. En toen zag ik ze. Ik weet zeker dat ze het zijn.’

Ik had me inmiddels gedraaid, zodat mijn voeten op de grond rusten. ‘Lieverd, wie heb je gezien?’ En zonder zijn antwoord af te wachten: ‘Ik loop met je mee naar je kamer, goed? Dan kijken we samen door het raam en als er niks is, dan gaan we weer slapen. Je mag tussen papa en mama slapen, goed?’

Hij knikte, legde zijn handje in de mijne en we liepen de kamer uit, de overloop op, naar zijn kamer. Het bed van mijn zoontje staat aan de lange kant tegen het raam en is net zo lang als het raam. En dus moesten we op het bed klimmen. Ik zat op mijn knieën en trok het gordijn open. Ik keek naar de tuin. Het kleine terras met de ronde tafel en vijf stoelen, het gras met de trampoline en daarnaast het houten huisje op poten met de gele glijbaan van kunststof. Daarachter, als grens van de tuin, de coniferen. En in de hoek een boom met sierappels.

‘Ik zie niks’, zei ik.

‘Kijk dan papa, bij de boom met appeltjes. Beneden, onderaan de boom.’

Toen zag ik het konijn. ‘Ach, wat leuk. Een konijn.’ Mijn zoontje had zijn handen tegen het raam gedrukt. ‘Papa! Kijk nog eens goed. Het is Sjakie! Konijntje Sjakie!’ Hij zei het nogal luid. Ik legde een vinger op zijn mond. ‘Zachtjes, mama slaapt. En ja, het is vast Sjakie. Maar nou gaan we slapen.’

‘Ik weet zeker dat het Konijntje Sjakie is, papa. Sjakie waarover je vertelde, weet je nog? Sjakie, die Eekhoorn Flip hielp toen het huisje van Flip door de storm kapot was gegaan.’ Natuurlijk wist ik dat nog. Ik had het verhaal al zo vaak verteld. Eekhoorn Flip en Konijntje Sjakie waren immers door mij bedachte vriendjes en Flip woonde in een boom. Toen het ging stormen, woei de boom om en Sjakie hielp hem in een andere boom een nieuw huisje te maken.

Franske genoot steevast van het verhaaltje en dat kwam omdat hij mee mocht doen. Want Sjakie en Flip gingen hout zagen. En als ik dan ‘zagen, zagen, zagen’ zei, zei Franske dat ook en speelde hij dat met een denkbeeldige zaag zaagde. Daarna werd er getimmerd. ‘Timmer, timmer, timmer’, zeiden we en Franske had een al net zo denkbeeldige hamer in zijn handen. Na het timmeren kwam het verven. ‘Verven, verven, verven’, ging zijn handje met een onzichtbare kwast op en neer. Ongeveer dan begon het gegiechel. ‘Huisje klaar, deurtje open maken. O jee, de verf is nog nat! Verf aan de handen! Wassen, wassen, wassen.’ We staken onze handen onder een zelfbedachte kraan. Einde verhaal.

En nu, iets na vijven in de vroege ochtend, stond ik met hem naar een konijn onder een appelboom te kijken. ‘Het is Sjakie, papa, ik weet het zeker. Weet je waarom?’ Ik schudde mijn hoofd. ‘Omdat ie steeds naar boven kijkt, naar zijn vriendje. Kijk maar. Zie je hem kijken, papa?’

Ik wilde doen alsof ik keek, maar toen ik dan toch echt keek – verdomd, het konijn leek omhoog te kijken. ‘Hij vraagt zich vast af of Eekhoorn Flip in de boom zit’, speelde ik mee. ‘En dan gaan we nu’. Franske onderbrak me. ‘Eekhoorn Flip zít in de boom, papa. Kijk dan!’

In onze tuin zitten vaak konijnen. Eekhoorns zien we zelden. Maar, beschenen door een bijna volle maan, zag ik het diertje op een tak. ‘Zullen we even blijven kijken wat ze gaan doen?’, besloot ik mee te spelen. Franske knikte heftig.

En zo zaten we minutenlang naar de boom achterin de tuin te kijken. Ik voelde me weer slaperig worden en hoopte dat het konijn of de eekhoorn weer zou verdwijnen. Of allebei. Maar het konijn zat daar maar. En de eekhoorn ook. Juist toen ik flink geeuwde, stootte Franske me aan. ‘Kijk, papa, Flip roept hem met een handje. Zo van: kom je, Konijntje Sjakie?’ Ik keek, zag niets dat daar op leek en zoende mijn zoontje op zijn haren. ‘Konijntje Sjakie zal er geen zin in hebben, schat. Kom, we gaan.’

 

Ik hield stil, keek ademloos hoe het konijn naar de stam van de boom hupte, de voorpoten tegen de bast klemde en in een razend tempo tegen de stam omhoog klom. Binnen enkele seconden zat het konijn op dezelfde tak als de eekhoorn. De eekhoorn sloeg de voorpoten om het konijn heen en het konijn deed hetzelfde bij de eekhoorn.

‘Ik zei het toch?’, riep Franske. ‘Ik zei het toch!’