Columns > André Kyvon heet hij eigenlijk

André Kyvon heet hij eigenlijk

Het is niet aardig, maar wel waar: meer nog dan mijn moeder, mis ik de routine van toen ze er nog was. De routine van de zondagen dat mijn vrouw en ik haar bezochten in het verpleeghuis.

Die routine is weg. ‘Moeten we vandaag ergens heen?’

– ‘Nee, we moeten nergens heen.’

Op zondagmiddagen rolden we mijn moeder in haar rolstoel naar de aula. En bijna altijd zat daar die uit Rotterdam afkomstige dame. Die dame keek altijd boos en was altijd vrolijk. Ze wist exact wat er vijftig jaar geleden allemaal was gebeurd in haar leven en had geen idee dat we er één of twee weken eerder ook waren. En dus konden we achteloos vragen stellen die we een week eerder ook hadden gesteld. Vragen, die de Rotterdamse dame aanzette om opnieuw dat verhaal van toen te vertellen.

Dan zeiden we, gespeeld achteloos: ‘Ik zag gisteren André van Duin op televisie’.

De dame draaide dan haar hoofd om en zei dat André van Duin in het echt helemaal geen André van Duin heette. En dat zij het kon weten. ‘Ik woonde in hetzelfde portiek als André’. ‘O ja?’, vroegen wij dan. Jazeker, zei de boos kijkende, vrolijke dame. En dan vertelde ze dat er een touw hing vanaf de voordeur naar de eerste, tweede en derde verdieping en dat je zo van heel hoog de voordeur kon openen. En dat die André, de ondeugd, regelmatig dat touw doorknipte. Een jaar of veertien was hij toen hij die streken uithaalde. En hij heette nog geen Van Duin. ‘Kyvon was het. André Kyvon.’

Hij was me er eentje, die André. ‘Enorm populair ook bij de meisjes. Want wij, de meisjes, hadden geen idee dat André daar dus niet van was. Daar ging het toen niet over.’

Mijn moeder dutte in, halverwege haar kroket en glaasje advocaat met meer slagroom dan advocaat. Ondertussen vertelde de Rotterdamse mevrouw waarom ze tegen haar zin in Tilburg terecht was gekomen. Iets met een dochter die hier heel alleenig woonde en het leven niet aankon zonder mama. En die dochter, nee die was er nu niet. Vorige week trouwens ook niet. Dochter kon het leven inmiddels best wel weer aan. Dus.

 

De week daarna waren we er weer. We rolden onze moeder naar de aula, zorgden voor een kroket en advocaat met te veel slagroom en zeiden met stemverheffing dat we gisteren André van Duin op televisie hadden gezien.