Columns > Tanken op Sardinië

Tanken op Sardinië

Vraag me naar mijn vakanties van mijn jeugd en ik vertel u smakelijk over hoe nerveus mijn vader was als we in ons Kevertje over Franse tolwegen naar Spanje reden. Gedoe met een moeder die geen kaart kon lezen, sigaretten die mijn vader brandend op zijn schoot liet vallen, benzinetanks die leeg dreigden te raken terwijl geen tankstation in aantocht was en bovenal de stress van de tol. De naderende tol was reden voor hardop tellen hoeveel wisselgeld er terug zou komen na betaling van honderd franc, twijfelen over de symbolen boven de hokjes en vaststellen dat we in de verkeerde rij staan en niet meer terug kunnen – want tien auto’s achter ons. Enfin, ik schreef er al eens eerder over.

Ik heb er allemaal geen last van. Niet alleen vind ik mezelf veel rustiger, op het vakantie-eiland Sardinië doen ze niet aan tol, een kaart is dankzij het navigatiesysteem onnodig en in de auto wordt niet gerookt.

Maar ik moet wel tanken.

 

Het benzinestation bij Nuoro is onbemand. Er hangt een briefje op de deur van de kassa en hoe beroerd mijn Italiaans ook is: ik begrijp dat de eigenaar nog een week of twee weg is. Geen nood, klanten kunnen papiergeld in een gleuf stoppen of met een pinpas betalen. En dan zelf tanken.

De instructie op het scherm is voor mij onbegrijpelijk, maar hoe moeilijk kan het nu helemaal zijn? Mijn Rabopas verdwijnt in de automaat en komt weer terug. Rode letters op het scherm. Rood is niet goed. Geen nood, ik heb nog een ING-pas. Zelfde rode letters. ‘Vraag het die meneer daar’, wijst mijn vrouw op een man die verderop aan het tanken is. Ik schud mijn hoofd. ‘Ze spreken hier allemaal alleen Italiaans, heb ik niks aan.’ ‘Doe nou maar!’ ‘Nee-hee. Ik kan wel wat vragen, maar versta het antwoord niet. Heb je nog een andere pas?’ Ja, die heeft ze. Ze geeft me de pas, ik tik haar pincode in en mijn vrouw besluit niet te wachten op de rode letters die vast weer zullen verschijnen. Kordaat spreekt ze de meneer aan en die meneer wil graag komen helpen.

Hij zegt no en si, wijst naar pompen en naar het scherm, zegt nog eens si en arrivederci en ik vind nog wat briefgeld in mij portemonnee. Twintig euro glijdt in het automaat en nu zie ik pas dat de instructie ook in het Engels wordt gegeven. ‘Het lukt! Het lukt!’ Ik toets pompa 2 en benzina. Ik heb geen Italiaan nodig, ik regel het allemaal zelf wel. Of mijn vrouw alvast in de auto wil gaan zitten, want we zijn in no time klaar.

De groene handgreep hapert. Ik trek, maar het ding komt niet los. Ik kijk nu pas goed en zie een piepklein hangslotje. Daarmee zijn handgreep en slang vastgemaakt aan de pomp. Ik vloek. De handgrepen links van die groene, voor diverse soorten diesel, kunnen wel los. Ik vloek. ‘De pomp zal leeg zijn’, concludeert mijn vrouw kalm. En of ik dat slotje niet zag voor ik ging tanken. ‘Jawel, maar ik dacht: ik bijt dat slotje er wel af.’ Boosheid en sarcasme zijn vriendjes van elkaar. Ik vloek nog eens.

Terug naar de automaat. Ik zoek naar iets dat lijkt op ‘herstel’, ‘afbreken’, ‘geld terug’ of ‘Wat u zojuist in dit apparaat gooide, gaat linea recta naar de Maffia, want zo zijn wij hier in Italië’. Niets van dat al. Alleen de boodschap, in het Engels nog wel, dat ik de transactie moet afmaken. Bij pompa 2, benzina. Heel zinloos: ik ga in gesprek met het beeldscherm. Nou ja, in gesprek. Ik schreeuw het ding toe dat ik toch echt niet kan tanken. ‘Hangslot! Hangslot, eikel!’

 

Met forse stappen loop ik naar de auto. Ik stap in, start de motor en zeg mijn vrouw dat we onze twintig euro kwijt zijn, dat Sardinië een debiel eiland is en Italië een boevenland. Mijn vrouw zegt dat ik kalm moet blijven en dat we op zoek moeten naar een ander tankstation. Een station zonder hangslot en als het even kan met personeel. We rijden de weg op, zijn even stil en dan zegt ze: ‘Maar als klanten pas weer kunnen tanken als die transactie is afgemaakt en het personeel heeft nog twee weken vakantie…’

Ik glimlach en zeg tegen mijn vrouw iets over gerechtigheid, schuld en een dikke bult. ‘Het kost twintig euro, maar dan heb je ook wat.’