Columns > Zeer, zeer dringend

Zeer, zeer dringend

Geen idee waarom ik naar de dokter ging. Ik heb ooit gelezen dat 80 procent van de lichamelijke klachten vanzelf overgaat. Dat zal de reden zijn dat mijn huisarts nogal eens afwezig is. Zoals vandaag.

Via een bandje liet hij me telefonisch weten dat ik bij een vervanger terechtkan. Maar alleen als het ‘zeer, zeer dringend’ is en ‘niet tot morgen kan wachten’.

Ik had pijn in mijn bovenarm. Erge pijn. Maar wanneer is pijn zo erg dat het zeer, zeer dringend is en niet tot morgen kan wachten? Geen idee. Maar de vervanger van de huisarts kon het me vast vertellen, besloot ik. En wandelde rond een uur of tien bij hem binnen.

De vervanger van mijn huisarts was echter net zo afwezig als die huisarts zelf. Hij had een vervanger. En de assistente van die vervanger vertelde dat ik ’s middags welkom was. Geen woord over zeer, zeer dringend of wachten tot morgen.

Fijn.

 

Vanmiddag was het druk in de wachtkamer. Ik ben dol op drukke wachtkamers, want ze zorgen voor gezellige gesprekjes die van niks naar nergens gaan. ‘Ik ben voor jou aan de beurt, maar daar heb jij geen last van. Ik hoef alleen maar naar de assistente. Die moet een hechting verwijderen’, zei de dame rechts van me. Ik vroeg haar of die hechting zeer, zeer dringend was. Dat was niet zo. Die hechting had best tot morgen kunnen wachten. Links van me zat een meneer en die hoefde ook alleen naar de assistente. En nee, ook niet dringend.

Ik ben een nieuwsgierig mens en wil dan vragen of hij ook een hechting heeft, waar die zit en hoe het zo gekomen is. In plaats daarvan vroeg ik of het wel logisch is, zo’n strenge oproep om tot morgen te wachten als het kan. ‘Ik was vanmorgen bij de Jumbo, want ik had brood nodig’, fantaseerde ik hardop. ‘De winkel was dicht. Er hing een briefje aan de deur. Als ik zeer, zeer veel honger had, mocht ik naar Albert Heijn. Maar alleen als het echt niet tot morgen kan wachten.’

De meneer naast me lachte en zei dat de huisartsen in ons dorp best wat kunnen leren van de supermarkten. ‘Bij de Jumbo zijn de boodschappen gratis als je de vierde in de rij bent.’ Hij telde de mensen in de wachtkamer. ‘Zes.’ En mopperde daarna over de prijs van griepinentingen. ‘Elf euro per spuit, wist je dat?’

Dat wist ik niet. ‘Dertig seconden werk. Pure winst’, mopperde de man. Of hij wist wat de inkoop van zo’n injectie kost, vroeg ik hem. Hij schudde zijn hoofd. ‘Tien euro en 95 cent’, zei ik. ‘Jeetje’, zei hij. ‘Geen idee hoor’, zei ik. ‘Maar u ook niet.’ ‘Da’s waar’, zei de man.

 

Vanaf de overkant in de wachtkamer begon een meneer over hoe beroerd de assistente wel niet was. ‘Ze maakt alsmaar fouten’, zei hij en somde ze enthousiast op.

Juist toen ik besloot dat dit soort gesprekjes heerlijk onbelangrijk en dus boeiend zijn, riep de vervangster van de vervanger van de huisarts me naar binnen. Ze trok en draaide aan mijn arm en stelde een heldere diagnose. Die arm van mij hoort bij de tachtig procent. ‘Zo nu en dan een paracetamol.’