Columns > Zat

Zat

Mijn eerste slok bier gleed door mijn keel toen ik 12 was. Met vriend Toine sjokte ik in 1972 op carnavalsmaandag over de Heuvel in Tilburg en daar liepen we zomaar een lid van de raad van elf tegen het lijf.

Of we al eens bier op hadden. Nee, dat hadden we niet. Of we eens een slokje wilden. Nou, dat wilden we wel.

De dag daarna wilden we het nog eens proberen. We wisten niet meer of het nou lekker was of vies en dus kochten we samen één glas. Het was in een disco-achtige zaak die Fullhouse heette. En er hing dan wel een afbeelding van speelkaarten boven de ingang, wij wisten na een halfjaar Engelse les op de mavo toch zeker dat fullhouse niks met kaarten te maken had. Fullhouse, verzekerde Toine, dat betekende voelhuis. Hier gebeurden in het duister hele spannende dingen. We deden een uur over ons gezamenlijk biertje, wisten nog steeds niet zeker of het nou vies of lekker was en wachtten tot iemand ons zou gaan bevoelen. Toen het er alsmaar niet van kwam, gingen we weer naar buiten. ‘Het is pas elf uur ’s morgens, we zijn te vroeg’, wist Toine.

Bier en carnaval zijn al tientallen jaren een vanzelfsprekende combinatie. Net als carnaval en jong-zijn. Dat maakt het tegenwoordig ietwat ongemakkelijk, want we hebben als samenleving een paar jaar geleden besloten dat puberen en drinken niet meer zo goed samengaan. Organisatoren van carnavalsfeesten doen hun best. Bij de ingang van de kroeg staat een strenge meneer ID’s te controleren en veel optochten zijn zelfs alcoholvrij verklaard.

In de regio rond Schijndel is carnavalsvereniging Goedzat op tournee. Die club komt uit Loosbroek en bestaat vooral uit 17- en 18-jarigen. Twee jaar geleden moesten ze het nog doen met een zuipkar, las ik in het digitale archief van de regionale krant. Maar sinds vorig jaar hebben ze een heuse praalwagen. Verder is het nog steeds zoals toen ze begonnen: ze doen mee aan de optocht en wie vijftien euro betaalt, mag meerijden én onbeperkt meedrinken. Niemand die bij het beklimmen van de wagen wordt gevraagd naar leeftijd of ID. Wat ook een potsierlijke vertoning zou zijn. ‘Ik ben 17, heb deze wagen gebouwd en zuip me klem. Als jij ook mee wilt zuipen, moet je natuurlijk wel meerderjarig zijn.’ Het drinken moet wel in de diepste krochten van de wagen gebeuren, niet op het dak waar iedereen de minderjarige puber laveloos kan zien kotsen.

In dat oude krantenverhaal wordt bijna vertederend over de zuipende knullen geschreven. Geen kritische vraag over de naam van de club of wat papa en mama ervan vinden. Wel is te lezen dat de wagen elk jaar mooier wordt. En dat het nóg mooier kan. ‘Want we zijn pas 17.’

Op de laatste carnavalsdag van dit jaar, kunt u het nog even zelf gaan zien. Ga naar Eerde en volg de geur van bier. Vanaf 13.11 waggelen ze voorbij, die leuke Loosbroekse pubers van Goedzat.