Columns > Winterbanden

Winterbanden

Die afspraak was misschien niet zo handig gemaakt. Om 13.15 mag ik me melden bij een bedrijf waar mijn zomerbanden worden ingeruild voor winterbanden. Zoals een half jaar geleden het omgekeerde gebeurde. Maar hoe lang moest ik daar op wachten? Een kwartier? Half uur? Uur? Ik weet het niet meer. Wat ik wel weet: Om 15.30 uur word ik verwacht in hartje Den Bosch. Dat is, als er geen files zijn, een half uur rijden. Dan nog een parkeerplek zoeken en vooral vinden en pakweg tien minuten lopen van parkeerplek naar afspraak. Als dat maar goed gaat.

Ik lever mijn autosleutels in, tap een kop koffie, twijfel tussen Truckstar en het Brabants Dagblad, kies het laatste en lees over mensen die heel ziek waren of zijn en dat wel of niet overwonnen en dat de moraal volgens de geïnterviewde iets is met leven, waarderen, liefde en vertrouwen. Ook kijk ik regelmatig op mijn horloge en stel ik steeds vast dat er nog niets aan de hand is. Ik ga de afspraak halen. Waarschijnlijk.

Bij een van de tien keren dat ik naar buiten kijk zie ik dat een monteur mijn auto voor de deur parkeert. Met vast en zeker winterbanden. De monteur loopt de zaak binnen en geeft een mapje met autosleutel aan een van de twee dames achter de balie.

Een van hen gaat me nu roepen, besluit ik.

Dat gebeurt niet. Want er is een ontevreden klant en die krijgt voorrang. De receptionistes overleggen en roepen Er Iemand bij. Dat zeggen ze ook: ‘We roepen er iemand bij’. De klant is beleefd, maar hoor-en zichtbaar verbolgen. ‘Dus ik laat mijn auto repareren en jullie maken bij de reparatie iets kapot en nou krijg ik dus een mailtje en daarin staat dat het 380 euro kost om te repareren wat jullie zelf kapotmaakten,’ zegt hij tegen de rap toegesnelde Iemand.

Ik kijk naar de dame die in haar hand het mapje heeft met daarin mijn sleutel. Ze legt het mapje met sleutel op de balie en knikt als Iemand zegt dat het zo niet helemaal is gegaan. Of helemaal niet, dat hoor ik niet goed. Waarop de klant zegt dat het zo wel degelijk is gegaan. Nu knikt de dame niet. Het mapje met sleutel blijft onaangeroerd.

Hoe of het volgens meneer van het autobedrijf dan wel ging, wil de klant weten. ‘We willen het in ieder geval oplossen,’ zegt Iemand en dat is niet helemaal een antwoord op de vraag. Daarna gaat het erover dat het niet met volle zekerheid is te zeggen dat wat er kapot ging echt door dit bedrijf kapot is gemaakt. De klant zegt iets over bewijs. Dat hij het kan en zal bewijzen. Dat blijkt overtuigend. Iemand en de klant schudden even later handen. ‘We lossen het netjes op,’ zegt Iemand.

De dame pakt de map met sleutel, kijkt mijn kant op en laat zich afleiden door alweer een andere klant. ‘Jullie zouden er winterbanden op leggen, maar ik kijk naar buiten en wat zie ik: zomerbanden. Jullie hebben mijn zomerbanden ingewisseld voor zomerbanden. Kijk maar.’ Hij wijst naar buiten.

‘Dat zijn winterbanden,’ zegt de vrouw met het mapje met mijn sleutel.

‘O. Dan is het goed,’ zegt de man.

De vrouw noemt mijn naam. Of nou ja, ze noemt het kenteken van mijn auto. ‘Dat ben ik,’ zeg ik. We wensen elkaar een fijne dag.

Ik ben twintig minuten te vroeg op mijn afspraak.