Winkelier
In mijn dorp is een wijk met best veel buurthuizen of gebouwen die daar op lijken. Er zijn er bij waar het beroerd mee gaat en er zijn er bij waar het erg beroerd mee gaat. Een voormalige kapel, een voormalige basisschool, een leegstaande kerk, een buurthuis en een educatief basiscentrum vechten in die ene wijk om de aandacht van de wijkbewoners. Of ze maar willen komen vergaderen, lunchen, biljarten, nog eens vergaderen en iets met klankschaaltherapie willen aanvangen.
De buurtbewoners hebben er geen zin in.
De buurtbewoners komen elkaar liever tegen bij de Spar-winkel van Jan. Jan vult er schappen en zit zo nu en dan achter de kassa. En als Karel er elke dag twee flessen wijn komt afrekenen, dan vraagt Jan hoe het met Karel gaat. Want elke dag een paar flessen wijn, Karel, dat is nogal wat. Karel knikt en legt binnensmonds mompelend uit hoe het zo komt.
Het is een verhaal dat de lokale welzijnswerkers en die van het sociale wijkteam niet te horen krijgen. Ze hebben geen idee wie Karel is. In die voormalige basisschool is Karel nog nooit geweest. Ook niet in die kapel ‘met dagbesteding voor iedereen’. Karel weet niet eens waar dat gebouw staat. De supermarkteigenaar maakt een babbel, geeft een kassabon mee voor twee rood en maakt even later een gesprekje met de buurvrouw van Karel. ‘Misschien moet je eens bij hem binnenlopen. Het gaat niet heel goed met hem.’ En vraagt daarna of ze koopzegels wil.
Een paar kilometer verderop, nog steeds in datzelfde dorp van mij, staat de uitbater van een tijdschriftenwinkel achter de kassa. Hij vertikt het om de regionale krant te verkopen. ‘Twee winkels verderop zit een sigarenwinkel en die moet het steeds meer hebben van de verkoop van dagbladen. Dan kan ik die kranten toch niet gaan verkopen?’
Die participatiesamenleving, die komt niet van wijkcentra, welzijnswerkers en sociale wijkteams. De winkeliers in uw stad of dorp – die gaan er voor zorgen.