Columns > Wie wil er een luizenbaantje?

Wie wil er een luizenbaantje?

Dat hadden we nog niet eerder meegemaakt, in Schijndel. Gisteravond schoof tijdens de vergadering van het presidium een journalist aan.

Tijdens een carnavalsklets in Den Bosch hoorde ik een kersvers raadslid ooit zeggen dat ie dacht dat het een voorbehoedsmiddel was, presidium. En dat is het misschien ook wel een beetje. Want doorgaans zijn deze vergaderingen van fractievoorzitters zo saai dat je ervan in slaap zou sukkelen. Het gaat over zaken die er best toe doen, maar die tegelijkertijd alles behalve boeiend zijn. Wat we van de vorige raadsvergadering vonden (‘De geluidsopnamen, kunnen die beter?’) en wat we op de agenda van de volgende vergadering zetten (‘Het beleidsplan van het Brabants Historisch Archief, ja!’). Maar gisteren was er dus een journalist bij van een lokaal blad.

Een week eerder vergaderde de auditcommissie. Ook dan wordt het zelden spannend, want gaat het louter om antwoorden op technische vragen die met geld van doen hebben. En ook dit keer luisterde een journalist naar de beraadslagingen, dit keer van het regionale dagblad.

 

Schijndel heeft niks te klagen over belangstelling van de pers. Ik heb wel eens raadsvergaderingen meegemaakt dat er maar liefst vier verslaggevers achter de perstafel zaten.

In veel andere dorpen en gemeenten is dat anders. Vooral in het noorden komt het voor, dat er geen enkele journalist te vinden is die naar een raadsvergadering wil. Om over al die andere politieke dingen nog maar te zwijgen. Dat is dodelijk voor de kwaliteit van de democratie. Als alle vergaderingen onbedoeld besloten vergaderingen worden, dan wordt het een zootje.

De komende jaren wordt het belang van een stevige, kritische controle door de pers in dorpen en steden groter. Gemeenten worden steeds belangrijker, krijgen steeds meer taken en dus moeten die gemeenten in de gaten worden gehouden. Maar dat niet alleen. In de nabije toekomst krijgen niet alleen gemeenten meer te vertellen, maar ook inwoners.

 

En nu wordt dit stukje belangrijk en ook nog eens saai. Want nu ga ik het met u hebben over de Omgevingswet. En dat klinkt nog duffer dan presidium of auditcommissie.

 

De Omgevingswet besteedt de ruimtelijke ordening zo ongeveer uit aan de mensen in straten, buurten, wijken, dorpen en steden. Wie daar wat wil – een discotheek voor 10.000 pillen slikkende jongeren bouwen of een dakkapel plaatsen – die moet eerst bij buren aankloppen. Daarna pas bemoeit de gemeente zich ermee. ‘Is het plan een beetje duurzaam? Hebt u het op een akkoordje kunnen gooien met de rest van de wijk? Mooi, hier is de bouwvergunning.’

In die straten en buurten zijn er mensen die precies weten hoe dingen zitten, hoe ze dingen moeten verkopen en hoe ze hun zin moeten krijgen. En er zijn ook mensen die van toeten noch blazen weten. Juist die mensen gaan het lastig krijgen. Hier ligt een taak voor sociaal raadslieden, voor welzijnswerkers (ja echt, welzijnswerkers gaan zich storten op de ruimtelijke ordening) en voor journalisten. Want die nieuwe wet wordt een dikke pels en de mensen met kennis, macht en geld gaan er met die pels vandoor.

 

Tenzij er luizen in die pels kruipen. Die hebben we dus nodig, luizen.