Columns > Wegglijden

Wegglijden

Mijn moeder glijdt weg. Dat mag onderhand wel, want ze is 94. Die 94e verjaardag, dat was me wat, een paar weken geleden. Want toen was mijn moeder bijna twee uur wakker. Aan één stuk. Aan het einde van die dag besloot ze dat het nu wel welletjes was geweest. Een paar zinnen heeft ze nog gezegd, sinds die verjaardag – nu twee weken geleden.

 

Mijn moeder glijdt weg en ik denk dat ze op haar verjaardag haar laatste zin tegen me heeft gesproken. Nou ja, tegen me. Ze keek voor zich uit, toen ze zei wat ze te zeggen had. Ik zat naast haar, met haar sterk vermagerde rimpelende hand in de mijne – een mooie hand trouwens, met die hele lange vingers. Ik zat daar dus met die hand en omdat ik door mijn onderwerpen heen was, wist ik niks beters te zeggen dan: ’94 mam, je bent al 94’.

Mijn moeder hield haar hoofd schuin, keek recht voor zich uit en had vast geen idee wie het nu was naast haar, met die hand. Ze staarde voor zich uit met haar fletsblauwe ogen en zei: ‘Ik denk dat ik snel doodga’.

‘Zou je denken?’, vroeg ik. Dat hoorde ze vast niet. Een luider pratende schoonzus van mijn moeder besloot dat het tijd was voor opmonteren. ‘Welnee Toos, jij gaat nog lang niet dood!’ Daarna gaf die schoonzus, zelf pas begin 80, mijn moeder een in plastic verpakt koekje. ‘Eens kijken of ze die nog kan openmaken.’

Altijd koddig, kijken wat een stokoude demente dame nog wel en niet kan.

Er kwamen cadeautjes. Bonbons en doucheschuim. Broer, zussen en ik maakten de pakjes voor mijn moeder open en zetten ze op de tafel. Als een koekje niet lukt, dan moesten we zeebanket maar helemaal niet proberen. Waarna het tijd was om mijn moeder in haar rolstoel naar De Afdeling te brengen.

Mijn moeder heeft die dag zo ongeveer besloten dat ze genoeg heeft gegeten en gedronken in haar leven. En dat het tijd werd om weg te glijden. Wie daarna nog een advocaatje aanbood, zo’n beetje haar wekelijkse opkikker tot voor kort, hoorde een poging om de naam van dat drankje te herhalen. ‘Aaah’, lispelde mijn moeder dan.

 

Gisteren zag ik op televisie een prachtige documentaire over het leven en sterven van Willem Ekkel. Die programmamaker stierf vijftien jaar geleden en toen was hij 36. ‘Ik denk dat ik aan het sterven ben’, zei hij een paar uur voordat hij inderdaad doodging. Ekkel maakte het, zag ik op televisie, in grote gelukzaligheid en bewust mee. Hij was er helemaal bij, toen hij het meest indrukwekkende en aangrijpende van zijn leven meemaakte.

Zo hoort dat, doodgaan als je 36 bent. Wie 94 is, doet het anders. Die stopt met koekjes uitpakken, met advocaat zeggen, met woelen in bed en glijdt langzaam weg.