Schijndel – Veghel: 4.000 km
(Leestijd: ruim 4 minuten)
Gehoord ooit van een Nederlandse journaliste, werkzaam in Zuid-Amerika: ‘De verschillen tussen het noordelijkste puntje van Latijns-Amerika en Vuurland, helemaal onderin op dat continent, zijn kleiner dan tussen Groningen en Maastricht’. Geen idee of het klopt, maar het is een fascinerende gedachte. Best geloofwaardig ook: de verschillen in taal en menu zijn zo groot niet tussen die 4.000 km van elkaar gelegen Zuid-Amerikaanse uithoeken en in Groningen is er ondertussen vrijwel niemand die een Limburger verstaat.
De fusie van de gemeenten Sint-Oedenrode, Schijndel en Veghel nadert rap. Het leidt er onder meer toe dat raadsleden van die drie gemeenten steeds vaker met elkaar van doen krijgen. En zo ontdekken we dat u voor grote verschillen Limburg niet met Groningen hoeft te vergelijken.
Tussen Schijndel en Veghel ligt, wat ze hier noemen, ‘de kanaal’. Er staat geen prikkeldraad voor, er liggen geen mijnen en je hoeft geen tol te betalen om de brug over te gaan – maar het is een grens.
Menig gemeenteraadslid in Schijndel snapt weinig van die daar in Veghel. Ik kan er vast niet op promoveren, want wetenschappelijk gezien is wat nu volgt nog ondeugdelijker dan een bedenksel van Diederik Stapel – maar ik deel mijn bespiegelingen toch graag met u.
Schijndel is ‘rood’. Dat had ik tot voor kort nooit zo in de gaten, ik dacht dat die debatten over eerlijk delen, armoedebestrijding, werkgelegenheid en goede zorg in alle gemeenteraden wel worden gehouden. Dat is niet zo. Veghel is nog blauwer, liberaler dus, dan Schijndel rood is. Aan de oostkant van ‘de kanaal’ gaat het over megastores aan de A50, over vestigingen van multinationale bedrijven, over potjes om de bedrijvigheid te promoten en over gebouwen. Zorg en welzijn behoeven amper aandacht, want dat werk is uitbesteed. De Participatiewet, bedoeld om door gemeenten mensen aan werk te helpen, is er amper een punt van discussie. ‘De ondernemers zeggen hier: laat ons dat maar regelen,’ zei de Veghelse VVD-wethouder daarover onlangs.
Het liberale blauw leidt als vanzelf tot minimalisering van bemoeienis door de overheid. En in het geval van Veghel: de minimalisering van bemoeienis van raadsleden bij de overheid. Zo’n raadslid luistert liever naar ondernemers dan naar collega-vertegenwoordigers van het volk. Daar kunnen we in Schijndel over meepraten. Met de voorbereidingen voor gemeente Meierijstad moest er een ei worden gelegd over de dienstverlening van die gemeente. In Schijndel leidde dat tot, bij vlagen, principiële discussies. Zijn de inwoners van de gemeente bijvoorbeeld vooral een klant van de gemeente? Of moeten we die meer zien als een burger met de burgerplichten die daarbij horen? Dat die inwoners dus medeverantwoordelijk zijn voor het reilen en zeilen van de gemeente? En als het antwoord ja is, wat betekent dat voor de inrichting van de gemeentelijke organisatie, voor de politieke besluitvorming en voor de participatie van burgers? Terwijl wij hier in Schijndel tot op het bot de strijd met elkaar aangingen, waren ze in Veghel al zes agendapunten verder. Daar was dit zogenoemde ‘dienstverleningsconcept’ een hamerstuk. De VVD-fractievoorzitter meldde het met trots tijdens een vergadering van fractievoorzitters van de fusiegemeenten.
Vorige week ging het in de raden van Veghel en Schijndel over de opheffing van de intergemeentelijke sociale dienst, waarvan het kantoor is gevestigd in Veghel. De raad van Schijndel staat om principiële en praktische redenen positief tegenover die opheffing, maar heeft een reeks bedenkingen. Kan zo’n directie, ooit aangesteld om het administratieve werk van alledag te leiden, ook zo’n ingrijpende ontmanteling in goede banen leiden? Is de haast niet te groot? Zijn de betalingen van uitkeringen tijdens de ‘verbouwing’ gegarandeerd? En tot slot: is er goede zorg voor de medewerkers? Die worden immers uit hun vertrouwde organisatie geplukt en verspreid over tenminste twee diensten in verschillende gemeenten. Waar ze behalve een nieuwe werkplek ook een nieuwe werkwijze moeten accepteren. Waar ze, in tegenstelling tot andere ambtenaren, niet aan mee mochten bouwen.
In Veghel duurde het debat tijdens een commissievergadering, zo beluisterde ik de bandopname, een minuut of vijf. Twee vragen waren er. Of het niet te duur werd, die opheffing. En het huurcontract van het kantoor van die sociale dienst, hoe lang dat nog liep.
Vanmorgen werd ik gebeld door een journalist van een landelijk dagblad. Hij werkt aan een serie over enkele sociale diensten, waaronder die van Veghel en Schijndel. De directeur van de dienst is niet erg in zijn hum, vertelde de journalist. ‘Ze hebben een paar jaar geleden stevig gereorganiseerd. Al dat werk is volgens hem voor niets geweest.’ En dan zijn er volgens de verslaggever nog de medewerkers. Die zien hun toekomst met weinig vertrouwen tegemoet. ‘Er is onrust.’
Als die directeur en medewerkers behoefte hebben aan een luisterend oor: pak de fiets, rijd naar ‘de kanaal’ en ga de brug over. Daarna is het nog een kilometer of vijf. De koffie staat klaar. Net als een club volksvertegenwoordigers met veel vragen, opmerkingen en betrokkenheid.