Columns > Te korte armen

Te korte armen

 

Zo heb ik me vandaag eens verdiept in wat het voorkamp schrijft. Er is, besloot Arjan Lubach afgelopen zondag op televisie, een voorkamp en een tegenkamp als het om de vluchtelingen gaat.

 

Ik hoor graag bij het voorkamp. Want tolerantie, dood kind op Turks strand, we zijn allemaal mensen en wie heeft er trouwens ooit grenzen bedacht. Dat soort argumenten. Vandaag dompelde ik me onder in de argumenten van de mensen die aan mijn zijde staan en las scrollend door tijdlijnen bijna net zo veel nonsens als de tegenstanders wild om zich heen slaan. Zoals de mevrouw die via Facebook liet weten dat ons ‘eigen volk’ zo geweldig niet is. ‘Want als er iemand verdrinkt, staat iedereen te filmen en niemand doet wat.’ Een ander deed vandaag verslag van een bezoekje aan een AZC en liet zijn Facebookvrienden weten dat het echt allemaal aardige mensen zijn. ‘Er zit geen IS-er bij.’

 

Tot een debat komt het niet. De tegenstanders vinden de voorstanders landverraders en weke fluimen. De voorstanders besluiten dat de tegenstanders fascisten zijn. Als u wat voor twijfel dan ook deelt, krijgt u een foto van een krantenartikel uit 1936 in uw tijdlijn. U leest dat de Duitse joden vooral niet bij ons moesten zijn, omdat wij hier in Nederland ook zo onze kopzorgen hadden. U verwijdert rap uw tekstjes op dat sociale platform, want u wil niet de digitale geschiedenis ingaan als iemand die fout was na de oorlog.

 

En dus ziet u er vanaf om te schrijven dat de situatie in Nederland toch net wat anders is dan in Merkels Duitsland. Omdat Nederland een bijna chronisch woningtekort heeft en die vluchtelingen vast en zeker blijvers zijn en het tekort dus groter maken. En dat dit wel móet leiden tot gedoe. En dat we ook nog eens, wederom anders dan in Duitsland, ondanks economisch herstel een forse werkloosheid hebben.

 

U wilt dat allemaal zeggen en u wilt dat zeggen met oprechte compassie voor mensen die huis en haard hebben verlaten. U wilt uw armen om mensen slaan die vanuit Syrië een mensonterende tocht hebben doorstaan. En u wilt vertellen dat uw amen niet lang genoeg zijn voor al die mensen. Dat de armen van het hele land te kort zijn.

 

Maar u zwijgt.