Taboes van toen en nu
Carli Hermès is onlangs door de Volkskrant gevraagd om Daria Bukvić te fotograferen. Twee dingen moet u daarover weten: Hermès is een beroemd fotograaf die eigenlijk Hermes heet. Twee: Daria is toneelregisseur en stond dit weekeinde in Volkskrant Magazine en daarin vertelde ze dat Carli-met-dat-onterechte-streepje haar niet mag fotograferen.
Dat zit zo. Carli heeft voor de mannenpakkenketen Suit Supply een affiche gemaakt waarop twee piepkleine witte mannen van de borsten van een donkere vrouw glijden. ‘Deze campagne krijg je bij mij niet recht gepraat, niet nu we cruciale debatten voeren over racisme en seksisme’, aldus Daria.
Mannen die van borsten glijden. Die borsten zijn of nogal onhandig groot of Carli is nog drukker met fotoshoppen dan met fotograferen.
In een naschrift laat Hermès dan wel Hermes weten dat het zo allemaal niet is bedoeld. Dat het juist om een grote sterke vrouw gaat die speelt met mannen. Wat een beetje rare verklaring is. Alsof die vrouw zegt: ‘Mannen hebben bij mij niks te vertellen, daarom laat ik ze van mijn tieten roetsjen! Dat doen sterke vrouwen’. Waarmee Daria dus gelijk krijgt: hij krijgt het niet recht gepraat.
Wat de kritiek op de foto wel leert: de ideeën over wat wel en niet door de beugel kan, veranderen bijna net zo snel als nieuwe lijsstrekkers van de PVV weer weggestuurd worden. Er kan steeds minder, wilde ik concluderen toen ik las over Daria, Carli, gefotoshopte borsten en glijdende mannen. Ik had het bijna opgeschreven en toen keek ik Buitenhof.
Joost Eerdmans zat aan tafel bij Buitenhof. Hij is wethouder in Rotterdam en vertelde dat sommige wijken in Rotterdam-Zuid worden beschouwd als Klein-Ankara. Paul Witteman hoorde het beleefd knikkend aan. En ineens was daar een herinnering aan 1980. En jawel, dit heeft alles te maken met boze Daria en foto’s van borsten en mannen. Gewoon doorlezen.
Ik neem u mee naar een avond in een buurthuis in Tilburg. In 1980 dus. Ik was 20 en op die avond ging het over de vraag of het goed ging met de wijk en waarom niet. Boze mensen in de zaal vertelden dat de wijk hun wijk niet meer was. Zowat alle huurwoningen die in die buurt vrijkwamen, werden door de lokale woningcorporatie toegewezen aan Turkse gezinnen. ‘Het lijkt hier wel Klein-Turkije’, riep een boze vrouw. Die uitspraak stond de dag daarna als kop over vijf kolommen in het lokale dagblad.
De verslaggeefster kwam ik een week of wat later tegen en ik zei haar dat die kop echt niet kon. Ik had mijn kritiek paraat: stigmatiserend, polariserend en zelfs discriminerend was het. Ze zuchtte en zei dat ik de zoveelste was die haar bekritiseerde. ´Maar Laurens, je was er zelf bij. Je moet toch erkennen dat de kop de lading dekt? Dat het de teneur van de avond weergeeft?’ Ik wuifde die terechte opmerkingen weg. ‘Zoiets moet je gewoon niet publiceren.’
Echt, dat zei ik.
Het is niet zo dat we vandaag de dag steeds minder kunnen zeggen of doen. Dat er steeds meer gevoelig ligt. Er liggen gewoon andere dingen gevoelig. Blote borsten met kleine mannetjes konden toen prima en nu niet meer. Een wijk met veel Turkse mensen Klein-Turkije noemen was toen erg fout en nu een feitelijke beschrijving.
We slechten taboes en maken nieuwe.
Wat verder wetenswaardig is: de foto’s bij het interview met Daria zijn uiteindelijk gemaakt door Ernst Coppejans. Die weet dankzij het interview dat hij tweede keus is. En politiek correcte foto’s maakt.