Stoelen
Mijn moeder heeft drie stoelen. Vroeger had ze er heel veel. Zelfs op zolder had ze, omdat ze dat zo gezellig vond, een soort van tweede huiskamer ingericht. Vier stoelen en een salontafel stonden daar te niksen.
Nu woont ze in iets dat tussen een verzorgings- en een verpleeghuis in hangt en daar heeft ze een kamer die zitkamer, keuken en slaapkamer tegelijk is. Prop daar maar eens vier stoelen in.
Vandaag was ik er met mijn vrouw. Mijn zus was er ook. Dat maakt drie. En toen zei mijn moeder: ‘Ik ga wel op de grond zitten’. Mijn moeder is 92. De laatste keer dat ik haar op de grond zag zitten was in 1972. Ik was twaalf en de campingstoel had veren die nergens op leken. Mijn moeder vond er niks grappigs aan, maar het zag er best komisch uit – daar op die camping in Italië en mama in badpak wijdbeens op de grond.
‘We kunnen ook naar beneden gaan’, stelde ik voor. ‘Beneden’ betekent: het café van het tehuis. Je kunt er zitten en aan de bar een advocaatje met slagroom bestellen. Mijn moeder vond het een goed idee en hees zich in de rollator. Voor zes euro kregen we Beneden twee glazen bier, een jus d’orange en dat advocaatje met slagroom. Mijn moeder vond het glaasje erg mooi en kreeg dus zo’n glas mee. ‘Hoef ik daar niet voor te betalen?’ Nee, dat hoefde niet. Zit allemaal bij de AWBZ in.
Daar beneden zaten heel veel hoogbejaarde bewoners met hun kinderen en kleinkinderen. En zo nu en dan raakten mensen van verschillende tafels met elkaar in gesprek. Over dat het weer zo beroerd is en dat we eigenlijk niks te klagen hebben, want we zitten hier toch maar mooi aan de advocaat, het bier en het sinaasappelsap. ‘Zo is het maar net.’
Mijn moeder vergat van de gezelligheid dat ze even daarvoor nog had gehuild. Omdat die aanleunwoning toch veel groter was geweest dan de kamer waar ze het nu mee moet doen. ‘Maar je hebt het hier toch veel beter naar je zin?’, vroeg mijn vrouw. Mijn moeder hoorde er een mededeling in, zei ‘O, gelukkig’ en veegde haar tranen weg. En toen gingen we dus naar Beneden.
Mijn moeder lepelde haar slagroom op, liet de advocaat onaangeroerd en ik bedacht dat er een strategie zat achter die kleine kamers met maar drie stoelen. Want daar Beneden kwam je nog eens iemand tegen. Kleine kamers met weinig stoelen – het is bedacht om mensen met elkaar in contact te brengen. Dat hij dan zegt: ‘Nee, je kunt bij mij niet komen zitten. Ik heb amper stoelen’. En dat hij er dan aan toevoegt: ‘Maar mijn bed is best wel breed.’ En dat zij dan grinnikt.