Restaurantje
Halverwege Schijndel en Boxtel was tot een paar jaar geleden een restaurant gevestigd met landbouwwerktuigen aan de muur en een serveerster die vroeg of u een ijsklontje in de cognac wenste. Als u bij die vraag de wenkbrauwen fronste, hakkelde ze dat het echt ‘veel gedaan wordt’, ijs in cognac. Ook kwam ze zo nu en dan vragen ‘of er nog iemand dorst heeft’.
Ons dorp had vier restaurants en dat restaurant stond in de top vijf.
Voor de recessie kreeg iedereen die een ei kon bakken de tent vol. Dankzij bouw-, bank- en andere crises struikelden veel mensen over te lange veters en gingen wanhopig iets anders doen. Wie tegenwoordig tussen de harken en ploegen aan de wand een mislukte biefstuk wil eten, halverwege Schijndel en Boxtel, klopt tevergeefs bij dat restaurant van toen aan. Ze doen er tegenwoordig iets in pannenkoeken en de uitbater van destijds probeert wat in Oirschot.
Ik probeer het niet eens.
Daar tussen Schijndel en Boxtel speelde een vast en zeker goed bedoelend stel met een gehuurd kostuum restaurantje. Toen dat niet lukte, deden ze nog even wat met dinershows, ruilbeurzen en de eerste vrijdagavond van de maand Rasta Rostelli of een andere artiest op retour.
Vanavond was ik uit eten. In hetzelfde dorp. Iets met onbeperkt kleine hapjes kiezen en eten tot elf uur. De wijn was goed en de sushi, eend en coq au vin waren ronduit verrukkelijk. Voor de helft van wat ik tien jaar geleden over de rustieke balk gooide bij dat ‘en dan was jij de kok en deden we dat ik ober was’-gedoe aan de Boxtelseweg had ik een werkelijk verrukkelijke en gezellige avond.
Deze column ging over de weinige goede kanten van de crisis die we bijna achter de rug hebben. Deze column ging over kaf en koren.