Columns > Prins carnaval met watten

Prins carnaval met watten

‘Dit heeft verder niemand,’ had zijn moeder gezegd. Ze kwam de zoldertrap af met in haar hand een zwarte lap. ‘Wat is dat, een deken?’ Nee, het was geen deken. ‘Een cape. De cape van prins carnaval!’

Ze hield de cape omhoog en keek er stralend bij. ‘Heeft je moeder zelf gemaakt. Voor je broer, toen hij zo oud was als jij nu. Of nou ja, iets jonger. En de steek moet ook nog ergens liggen. De steek, ja. Dat is de muts van prins carnaval.’ Of ze die ook zelf had gemaakt. ‘Nee, die heb ik gekocht. Jaren geleden al.’

Even later stond hij voor de spiegel, geplakt op de deur van de linnenkast. Zijn moeder achter hem. ‘Hartstikke mooi,’ zei ze. Hij keek naar de cape. Zwart, afgebiesd met een goudkleurig lint. Het lint hing hier en daar los. Aan de randen van de cape zaten paar watten geplakt. Ooit wit, nu vergeeld. ‘De meester zijn er af, maar ik plak er wel nieuwe op. En die steek is ook helemaal prima.’

‘Mag ik geen stofjas? Stofjassen zijn in.’

‘We hebben geen stofjas.’ Hij deed of hij het niet hoorde. ‘En daar schrijven ze dan met vetkrijt teksten op. Er zijn zelfs plaatjes van stof te koop, die zijn er speciaal voor gemaakt. En die kun je er op naaien of plakken. Vorig jaar zag ik ze al op school en ik hoorde dat bijna de hele klas…’

‘Zo’n prins carnaval-pak heeft niemand,’ glunderde zijn moeder. ‘Daar heb je geheid succes mee. De steek is wat aan de krappe kant, je hebt een groter hoofd dan je broer toen. Zorg dat hij niet van je hoofd valt.’

 

Op vrijdagochtend was het gewoon school. Toen om twaalf uur de zoemer ging, klapte meneer Peter hard in zijn handen. ‘En denk er om: vanmiddag terugkomen met carnavalskleren aan. We hebben eerst anderhalf uur gewoon les en dan gaan we hossen!’

 

‘Buikpijn?’ Zijn moeder keek hem verbaasd aan. ‘Maar het is vanmiddag carnaval op school! Daar wil je toch bij zijn? Ik heb net nieuwe watten op je cape geplakt. Ga maar gewoon naar school. En als het dan echt niet gaat – afijn, kijk maar of het lukt.’

 

Bedremmeld was hij het schoolplein opgelopen. Hij zag hier en daar wat kielen en vooral heel veel stofjassen. Veel witte stofjassen met teksten en plaatjes. En hij zag klasgenoot Joep. Die kwam meteen naar hem toe.

‘Ik moest als cowboy,’ zuchtte Joep. De rest van de middag waren ze onafscheidelijk.