Paniek
Het gebeurde in een groot gebouw, op 19 november was het. Er was in dat grote gebouw een balie en daar zat een receptioniste achter. Er liepen mensen van links naar rechts en andersom. En toen ineens viel er een meneer zomaar neer. Hij zakte in elkaar. Hartaanval, beroerte – geen idee.
Dat was schrikken. Een mevrouw die in het gebouw werkte, kwam aangerend, maar wist vervolgens niet wat te doen. Ze gebaarde wild en riep dat er iemand geroepen moest worden. ‘Het alarmnummer! Bel het alarmnummer!’
De receptioniste pakte de hoorn van de haak. ‘Welk nummer!?’, riep ze. ‘Was het 221? 112? 1122? O nee, we hebben hier een intern alarmnummer. O jee, wat was dat nou ook alweer?’ Ze sprak gejaagd en sloeg de hoorn op de haak. ‘Staat op de lijst!’, riep een andere medewerkster die nu ook kwam aangesneld.
De lijst, de lijst… Waar was nou toch die lijst? De receptioniste bladerde snel door papieren. Keek op memostickertjes die boven de balie waren gehangen. ‘Zo vaak geoefend, maar als je er voor staat…’ Ze zuchtte diep. Inmiddels stonden er meer personeelsleden rond de man. ‘Ik kan niet reanimeren’, zei er eentje. ‘Ik ook niet’, zei de ander. Ze hadden hun handen in de zakken gestoken van de lange jassen die ze droegen.
Een echtpaar liep door de gang. Ze waren op bezoek in het gebouw. De man had opleidingen gevolgd op het gebied van bedrijfshulpverlening en EHBO. Hij deed snel en zonder al te veel emotie wat er moest gebeuren. En vertelde tegen één van de medewerksters dat er even verderop een defibrillator hing. Of ze die rap wilde halen. ‘O ja, natuurlijk’, zei die medewerkster en rende weg. Om snel terug te komen met dat ding. In dat gebouw hangt op elke verdieping zo’n defibrillator.
Dat hebben ze goed geregeld daar, in het Jeroen Bosch Ziekenhuis in Den Bosch.