Oom Wim is gevallen
Oom Wim heeft een heel stom moment uitgekozen om te vallen. Buiten op de stoep – die stoep is trouwens de schuld van de val, want ze loopt een beetje schuin. Schuin en oom Wim, dat is geen beste combinatie.
Oom Wim kiest een stom moment om te vallen. Want daar op de stoep, bij de voetgangersoversteekplaats, is hij bijna alleen. Er is één dame, naast hem op die stoep – ook van plan om de drukke weg over te steken. Maar die dame zit in een rolstoel. Zie oom Wim maar eens overeind te trekken als je in een rolstoel zit.
Oom Wim mag dan wel zo rond de 80 zijn, hij is er met het verstrijken van de jaren niet magerder op geworden. En dus ligt oom Wim daar een beetje naar links en rechts te rollen. Alsof dat helpt.
Mijn auto is snel in het gras geparkeerd. ‘Hij viel ineens,’ zegt de dame in de rolstoel. Oom Wim zegt niks, kijkt wat verwilderd uit de ogen. Ik hoor mezelf vragen of hij zelf overeind kan komen. Ik ben dan wel erg alert met het te hulp schieten, ook nog eens slimme vragen stellen – dat is een beetje te veel van het goede.
Oom Wim geeft niet mee. Ik ga voor hem staan en probeer hem aan mijn armen omhoog te trekken. Ik ga achter hem staan en steek mijn armen onder zijn oksels. Geen beweging in oom Wim te krijgen.
De automobilisten in Boxtel zullen weten dat oom Wim daar ligt. Want anderen schieten te hulp en besluiten dat de nood zo hoog is dat hun auto midden op de weg geparkeerd moet worden. ‘Het komt door de stoep,’ zegt één van de toegesnelde mannen. ‘Die is schuin’. En: ‘Zullen we u overeind helpen?’ Daar zegt oom Wim geen nee tegen. Ook geen ja, want oom Wim zegt niks.
Met zijn drieën trekken we hem overeind. Of hij zelfstandig kan staan, vragen we ons en oom Wim af. Hij wankelt en dat beschouwen we als een nee. We nemen hem onder de arm en sjokken de straat over. Het voetgangerslicht staat op rood. Maar dit is Een Noodgeval. Hier zal autorijdend Boxtel begrip voor hebben. Daar komt bij: met die wildparkeerders midden op straat is er toch geen doorkomen aan.
Achter ons zit de dame in de rolstoel te wachten tot het groen is. Zij was jaren geleden misschien ooit een keer een noodgeval, maar is sindsdien gewoon gehandicapt. En moet braaf op groen wachten.
Juist als ik me afvraag hoeveel kilometers we nog met oom Wim moeten zeulen en hoe we er überhaupt achter komen waar hij heen wil, komen een man en een vrouw aangelopen. ‘Oom Wim,’ zegt de vrouw, ‘wat heb je nou toch gedaan?’
‘Hij is gevallen,’ zeg ik. ‘De stoep is schuin,’ zegt de man aan de andere kant van oom Wim.