Moeten er dan eerst doden vallen?
De ouderenzorg mag dan onder vuur liggen, de kritiek richt zich zelden op De Handen Aan Het Bed. De managers en politici deugen voor geen meter en de zusters zijn allemaal lief. Verbolgen Nederland moet niks hebben van beleidsmakers en heeft vooral te doen met de mensen die dag in dag uit hoogbejaarde dames wassen, lepeltje na lepeltje heren pap geven en rolstoelen duwen op weg naar een stukje dagbesteding.
Respect.
Het wordt tijd dat u op een vergelijkbare wijze ontzag krijgt en uitspreekt voor de verkeerskundige van de gemeente. Of voor zijn collega die stedenbouwkundig ontwerpt. Deze dames en heren moeten eveneens leven met de nukken van leidinggevenden en (lokale) politici, maar zij hebben het nog nét wat zwaarder dan het personeel van Huize Avondrood. Want de ontwerpers van de gemeente zijn net zo populair als Joop Munsterman minus Donald Trump minus Prem Radhakishun.
Ik heb in mijn leven nogal wat avonden bezocht in buurthuizen waar verkeerskundigen, stedenbouwkundigen en andere ontwerpers hun plannen presenteren om een straat of buurt opnieuw in te richten. Dankzij die ervaring kan ik redelijk nauwkeurig voorspellen welke boze buurtbewoner wanneer tekeer gaat. En waarover.
Het is bijvoorbeeld steeds weer schandalig dat de bomen worden gekapt of dat dit juist niet gebeurt. Als ze verdwijnen, dan wordt het groen node gemist. Zo niet: of de hoge heren van het stadhuis wel een idee hebben wat voor een enorme hoeveelheid bladeren er elke herfst weer neervalt? En dan de schaduw.
Op een vergelijkbare wijze komen de speelvoorzieningen aan bod. Als ze er niet zijn, is het een grof schandaal en als ze er wel zijn – ‘Er speelt nooit een kind, want het ligt vol met hondenpoep’. Die poep is niet de schuld van hondenbezitters, maar van de ontwerper van de gemeente. Of er maar een hondentoilet kan worden aangelegd. Zodra die ontwerper met zijn infrarode afstandsbediening op het scherm een locatie aanwijst voor zo’n zandbak, wordt er gezucht in de zaal. ‘Voor mijn deur? Ik heb geeneens een hond!’
De emoties lopen pas echt hoog op als het thema parkeren voorbij komt. Dit keer geen strijd tussen pro of contra speeltuin of hondenbezitters versus hondenhaters. Iedereen is het eens: ‘Hartstikke leuk, die bosschages en dat gras – maar weet mevrouw wel dat er mensen zijn die hun auto niet eens in de eigen straat kunnen parkeren? Nee, dat wist mevrouw natuurlijk niet’.
Al die kritiek leidt tot reacties. Specifieker: tot verdediging. Het gaat dan over randvoorwaarden, budget, de balans tussen groen en rood en rekening houden met het een of ander. Dit is het teken voor de zaal om het gaspedaal van het ongenoegen dieper in te duwen. ‘Meneer woont zeker niet in deze wijk?’ Of: ‘We kunnen wel merken dat u uw gezicht hier nooit laat zien.’ Zodra de aangesproken ambtenaar terugbijtend laat weten dat hij er nú toch is, klinkt er schamper gelach. ‘Ja, nu! Nu de plannen klaar zijn!’ Waarop weer een tegenwerping volgt: ‘Nee meneer, de plannen zijn niet klaar. Er is nog ruimte voor inspraak.’ U voelt hem al: ‘Inspraak? Inspraak!? Laat me niet lachen! Net zoals zeker toen eerst, in 1983. Toen…’
Daarna volgen wat zinnen over ‘Wij zijn ook belastingbetalers’ en ‘Wie denk je dat jou betaalt, snotneus’ en dan weet de geplaagde overheidsdienaar dat de uitsmijter er aan staat te komen.
‘Moeten er dan eerst doden vallen?’
De zaal denkt dat de verkeerskundige deze vraag nog niet eerder hoorde. En doet er een schepje bovenop. ‘Als hier straks een dode valt – want daar kunnen we op wachten – dan is het jouw schuld!’ De spreker heeft een rood hoofd, wijst de ambtenaar aan en krijgt applaus.
Of het ook anders kan, vraagt u zich af. Misschien. Hier volgt een poging. ‘Beste mensen, zullen we uw straat eens op gaan knappen? De riolering moet vernieuwd en dat is een mooie gelegenheid om ook andere dingen aan te pakken. Ik ga u vertellen hoeveel geld we hebben, wat een boom, een lantaarnpaal, een speeltoestel en een parkeerplaats kost en wat de wettelijke en ruimtelijke beperkingen zijn. Ik zit zo dadelijk in het keukentje, in de ruimte hiernaast. Roep maar als u eruit bent. Of als u me nodig denkt te hebben voor advies. Ik weet er namelijk best wat van, van het inrichten van straten. Heb er voor geleerd. Enfin, ik hoor het wel. Succes!’
Terwijl de verkeerskundige opstaat, roept iemand hoe ze dat moeten doen – samen een besluit nemen. ‘U geeft uw mening en overtuigt de anderen. En als dat niet lukt, legt u zich daarbij neer of u probeert een compromis te sluiten.’
‘Zoals in de politiek? Waar wij altijd zo tegen tekeer gaan?’
‘Ja, verdomd. Nu u het zegt – zoals in de politiek, ja. Maar ik moet nu gaan. Mijn koffie wordt koud.’