Columns > Mister Stardust en de walvis

Mister Stardust en de walvis

Mocht u, zoals mijn vrouw en ik tussen Kerst en Oudjaar deden, eens naar IJsland gaan: doe het niet omdat u zo benieuwd bent naar de IJslanders. Daar zijn er sowieso al weinig van, maar de paar die er zijn – die zijn net zo moeilijk te spotten als een ooievaar in Nederland.

En nou ik er toch een dier ingooi: ook voor de fauna hoeft u niet naar IJsland. Ik zag een paar IJslandse paarden en wat vogels en dat was het dan – zelfs honden zijn er zeldzaam, in de hoofdstad waren die huisdieren tot zo’n 40 jaar geleden verboden. Even dachten we walvissen vanaf een zwart strand in de Atlantische Oceaan te zien. ‘Whales! Whales!’ riep een Aziatische toerist enthousiast. Ik maakte wat onscherpe foto’s – want ver weg – en hoorde toen pas een reisgenoot opmerken dat het wel raar is, zo’n staartvin die een kwartier lang onbeweeglijk recht overeind boven het water staat.

De foto’s van het rotspuntje heb ik verwijderd van mijn telefoon. Te gênant.

 

Bijna net zo zeldzaam als IJslandse dieren zijn IJslandse mensen. Er zijn er 380.000 en die vertikken het om te werken in hotels, restaurants en musea – op de locaties dus waar toeristen komen. Daar trof ik Polen, Letten, Litouwers, Fransen, Duitsers, Portugezen, Britten en Thai – dat laatste was in een Thais restaurant en dus niet heel verrassend. Ik heb nog dagenlang gefantaseerd hoe de eigenaren ooit in Bangkok om de tafel zaten en tegen elkaar zeiden: ‘Weet je wat wij moeten doen, een Thais restaurant beginnen in een buitenland!’ En dat iemand dan vroeg in welk land. Waarna meteen het antwoord komt. ‘In IJsland natuurlijk, waar anders?’

‘O ja, natuurlijk. Dat ik daar zelf niet opkwam.’

De enige IJslander die ik tijdens de vakantiereis elke dag zag, was Ziggy. Ziggy is de chauffeur van de bus die mijn vrouw, mezelf en nog 28 andere mensen bracht naar het hotel, adembenemend mooie en indrukwekkende geisers, gletsjers, een natuurlijk warmwaterbad, stranden vol basaltkiezels en een mislukte poging tot Noorderlicht-kijken. In een dankwoordje dat ik mede namens de 29 reisgenoten mocht uitspreken noemde ik hem, olijk bedoeld, mister Stardust – Ziggy glimlachte beleefd en die flauwe reactie duidde erop dat hij geen idee had van Ziggy Stardust of dat ik de zoveelste was die onterecht dacht origineel uit de hoek te komen.

Ziggy is 80. Wie tegenwoordig in IJsland met pensioen gaat (op de leeftijd van 68 jaar en zes maanden!), krijgt een prima pensioen en AOW – dat is er niet voor wie tien jaar geleden werd uitgezwaaid door een werkgever. De gezondheidszorg mag in IJsland dan gratis zijn en de energie spotgoedkoop (want aardwarmte), het is voor een 80-jarige sappelen. En dus toert Ziggy toeristen rond, sleurt hij koffers in en uit de bagageruimte en helpt hij onhandige reizigers met het binden van spikes onder schoenzolen. Wie ze netjes afdoet voor het betreden van de bus en dan ook nog eens de sneeuw en ijs van de schoenen klopt en veegt, krijgt een vriendelijk knikje en een opgestoken duim.

En verder is IJsland, zo leerde ik van de reisleidster, enorm progressief, eigentijds en woke. Behalve dan als het om de walvisjacht gaat. ‘Daar moet je niet aankomen. Dat is traditie.’ Ik zag de jagers, zo heten de schepen waarmee die prachtdieren met ouderwetse harpoenen worden bejaagd, in de haven van Reykjavik liggen. En kreeg de neiging om naar een matroos op het dek te roepen dat ik nog een plek weet waar een walvis dag en dag uit met een staartvin boven het water steekt. En dat mister Stardust de weg wel weet.