Mijd de stad
In de stad zie je veel mensen weinig. In een dorp weinig mensen veel. Dat laatste is beter voor je gezondheid.
Wie mijn stukjes regelmatig leest, weet meteen: dit kan Laurens niet zelf bedacht hebben. Klopt.
Dichter Levi Weemoedt, die om de paar jaar op tv komt om te vertellen dat ie echt niet dood is en dat hij zelf ook niet snapt waarom iedereen dat denkt, schreef het ooit. Stedelingen staan vooraan om Weemoedt gelijk te geven. Dat doen ze zoals een geslaagde en dus rijke man ruiterlijk toegeeft dat ie absoluut niet technisch is. En jaloers is op het ‘mannetje’ dat zo nu en dan in zijn huis van alles komt repareren. Of de westerling die drie keer per jaar naar een ver land gaat, een excursie boekt in een rimboe en toekijkt hoe ‘de natives’ laten zien of spelen hoe ze in hutjes wonen en leven van wat de jungle oplevert – zo iemand zegt dan dat die mensen jaloersmakend verbonden zijn met de natuur. ‘Dat zijn wij dus allemaal kwijtgeraakt. Zo jammer.’ En dan deze: een Randstedelijke popgroep die met harde g zingt dat het taaltje van de Belgen zo zacht is. En dat ze daarom getwijfeld hebben over België.
Welnee. Die van Het Goede Doel moesten er niet aan denken om in Vlaanderen te wonen, die te vroeg rentenierende Nederlander heeft helemaal geen respect voor die bewoners van een Afrikaans oerwoud, de man die zegt dat ie niet technisch is, bedoelt dat ie juist goed is in dingen die beter betalen en een stadsbewoner vindt een dorpeling maar sneu. ‘Zo knap dat jij dat kan, wonen in een dorp zonder Tuschinski, metro en Holland Festival.’
Dedain, dat is het.
Ik woonde van mijn 4 tot 25 jaar in steden – eerst in Tilburg (lelijke stad, mooie mensen) en daarna in Den Bosch (mooie stad). Nu woon ik in een groot dorp en geen haar op mijn hoofd dat overweegt om opnieuw stadsbewoner te worden. Zelfs een zakelijk bezoekje aan een echte stad staat me tegen.
Afgelopen week was ik voor mijn werk in Den Haag. Ik moest midden in het centrum zijn. Het zou politiek correct zijn als ik die reis met het openbaar vervoer had gedaan, maar vanuit een dorp in noordoost-Brabant is dat amper te doen. Deze regio is via rails zo goed als onbereikbaar en nee, daar klaag ik niet over. Ik kies ervoor in een dorp te wonen en ik accepteer dat dit erbij hoort: afstand. Het is voldoende excuus om brandstoffen te verbranden, maar ik rijd desondanks elektrisch.
Daar poch ik niet over. Zo ben ik niet en ik vertel aan iedereen die het maar horen wil dat ik er niet over poch omdat ik zo nu eenmaal niet ben.
Was mijn reisdoel Appelscha of Horst geweest, ik had het adres in mijn navigatiesysteem ingetikt, was vertrokken en had voor de deur geparkeerd. Maar een afspraak in hartje Den Haag heeft meer nodig: een zoektocht voor vertrek naar parkeergelegenheid bijvoorbeeld. Ik vind een parkeergarage zowat pal naast waar ik moet zijn en lees op een website dat het zaak is vooraf een plek te reserveren. Dat moet met een app en die app heb ik niet. Downloaden gaat via een Apple-account en daar ben ik het wachtwoord van vergeten. Geen nood, want ik kan dat laten weten en dan krijg ik een mail en kan ik een nieuw wachtwoord maken. Daarna haal ik die app alsnog binnen, vind ik al scrollend de parkeergarage, kies ik een aankomst- en vertrektijd, lees ik dat er nog maar drie plaatsen vrij zijn en betaal ik via iDeal.
Waarom heb ik niet in Appelscha of Horst afgesproken? Zo veel gemakkelijker en dus comfortabeler.
Maar ik ga naar Den Haag. Ik rijd via A2 en A12 het centrum in, koers naar de parkeergarage waarvan de ingang aan het einde van een smal doodlopend steegje ligt, stuur langs kliko’s, opgestapelde dozen en een hoogwerker, sta voor de dichte garagedeur en lees de tekst op die deur. ‘Verboden voor elektrische auto’s.’
Ik wil naar Appelscha. Of Horst.