Columns > Maar gottegot, dat heimwee

Maar gottegot, dat heimwee

‘Als ze bijna volwassen worden, dan worden kinderen leuk,’ vond mijn vader. Tot zijn kinderen een jaar of vijftien waren, keek hij ze elke avond vanaf half acht naar bed. Als op de ene zender Kenmerk was en op de andere Van Gewest Tot Gewest, dan was dat het zo moeilijk niet. Maar o wee als McCloud of Peyton Place voorbij kwam. Zie ze dan maar eens naar bed te krijgen.

 

Mijn jongste is 16, de oudste 25. En er zitten er nog twee tussen. Ik weet dat mijn vader gelijk had. Mijn dochter moppert tijdens het eten over de bedrijfsleider van de supermarkt waar ze werkt. Die verbiedt mijn dochter melkpoeder mee te geven aan buitenlanders en mijn dochter kan zo’n bevel tijdens het avondeten verheffen tot een principiële discussie. Daarna vertelt mijn jongste zoon dat wij, mensen, nog altijd het bioritme van de middeleeuwse mens in ons hebben. Die mens viel in slaap als het donker werd en werd vier uur later wakker omdat het vuur doofde. Dan stookte onze voorouder het vuur op, at wat en sliep nog eens vier uur. ‘Twee keer vier uur slapen, dat past ons het beste,’ aldus jongste zoon.

Mijn kinderen weten dingen.

En zo heb ik er nog twee. Eén na oudste doet wat met websites en dat werk probeer ik te volgen. Ik hang aan zijn lippen als hij vertelt over zijn interaction design en dat-ie binnenkort misschien weer naar Hongkong mag of moet om een webshop te bouwen voor het een of ander. En dan is er nog oudste zoon. Ik was gisteren bij hem en stond in zijn huiskamer en daar was ik omringd door televisie, bank, keuken en andere spullen en die had hij met zijn vriendin allemaal zelfstandig vergaard. Ik stond daar en wilde vooral luisteren. Mijn oudste zoon kan namelijk ontzettend zinnige dingen zeggen over welzijnswerk – daar studeert hij met succes in. Mijn oudste snapt meer van welzijnswerk dan zowat alle welzijnswerkers die ik ken. En ik ken er nogal wat.

 

Mijn vader zei dat het vaderschap pas leuk wordt als kinderen tegen het volwassen-zijn aan schuren. En als ik aan de lippen van die vier van me hang, dan bekruipen me vergelijkbare gedachten en gevoelens. Maar gottegot, wat slaat tegenwoordig het heimwee toe. Oudste die op tweejarige leeftijd geholpen moest worden om een stoeprand af te stappen. Eén na oudste die tijdens een vakantie met een luier vol zand over een Italiaans strand kroop. Jongste zoon die ik onder het bloed in de armen nam, nadat zijn amandelen op driejarige leeftijd waren geknipt. En dochter die ik in een emmer warm water liet soezen, vlak na haar geboorte – haar drie broers vol trots om haar heen.

 

‘Als ze bijna volwassen worden, dan worden kinderen leuk,’ vond mijn vader. Mijn vader kan me wat. Het heimwee slaat rond die tijd genadeloos toe.