Columns > Links rijden in Harberton

Links rijden in Harberton

In en rond Harberton is het niet moeilijk om links te rijden. Of beter: het is net zo onmogelijk als rechts rijden. Iedereen rijdt er in het midden van de straat en raakt dan alsnog de heggen links en rechts van de straat.

‘Wij rijden net zo geroutineerd achteruit als vooruit’, vertelt Francesca, de dame van onze b&b. Want zo gaat het als er een tegenligger opdoemt: er zit niks anders op dan de auto in de achteruit te zetten, terug naar dat zijweggetje dat we honderd meter eerder passeerden. Of hopen dat de tegenligger dat doet. Gedoe geeft het nooit: de paar honderd inwoners met rijbewijs weten precies wie het dichtst bij die verbreding in de weg of dat kruispuntje zit en wie er dus terug moet.

 

De wegen zijn niet alleen smal, ze zijn ook nog eens kronkelend om de, meestal eeuwenoude, huizen gelegd. Huizen, opgetrokken met robuuste stenen, riet op het dak en met tuintjes vol lupine. Die bloemen groeien trouwens net zo weelderig aan de andere kanten van de tuinhekjes.

Er is één pub, ‘The Church House Inn’, en daar treffen de inwoners elkaar en zowat al die inwoners hebben een hond. In Harberton zijn de mensen dol op honden.

Francesca heeft een blond hondje en dat beestje kom uit Bulgarije. Bella is een lieve hond, maar kan niet tippen aan Huxley. Die is al een paar jaar dood en staat nog op de leaflets van de b&b. ‘Huxley had een eigen stoel in ‘The Inn’, naast de bar.’ Ze moet ervan slikken. ‘Huxley, the perfect host’, staat er op het foldertje.

 

In ‘The Inn’ moeten we het doen met pizza, want het is zondag. Dan is de kok vrij. Koffie is er ook niet, het apparaat is stuk. Zoals dat ene door ons gekozen bier ook niet voorradig is – het vat is net leeg en nee, er is geen nieuw vat. ‘Maar er is dadelijk wel live muziek.’ ‘The Lost Coyotes’ treden op. Het jongste bandlid maakt voor het optreden een praatje met mijn vrouw en mij. Hij werkte ooit in Eindhoven. Dat was veertig jaar geleden en toen was hij 25. Hij weet nog dat ze daar in Brabant houdoe zeggen.

Waar of we slapen, vraagt de barjuffrouw. Ik wijs naar buiten – ‘Langs het kerkhof en dan links, een minuut lopen’. Ze begint te stralen. ‘Bij Francesca en Bella!’ En meteen komt het verhaal van Huxley. Dat die een paar jaar geleden is overleden. ‘Daar zat ie altijd, op de hoek van de bar. Hij had een eigen stoel. We missen hem.’ Ze vertelt dat er dat jaar in het dorp nog twee honden overleden. ‘Het was een slecht jaar voor het dorp.’

Of we nog bier willen. En of dat dan in schone glazen moet. En welk bier. ‘Doe maar wat je hebt’, zeg ik.