Columns > ‘Ken jij mij?’

‘Ken jij mij?’

Als een BN-er overlijdt, dan graaf ik in mijn geheugen. Kwam ik die man of vrouw wel eens tegen? Of heb ik er op een andere manier persoonlijke herinneringen aan? Dat leidt dan steevast tot stukjes op deze site. En zo kwamen Harmen Siezen, Ron Brandsteder, Dries van Agt en Wieteke van Dort al voorbij. Als mensen oud zijn en alsmaar niet doodgaan, dan heb ik soms te weinig geduld en schrijf ik er toch maar over. Ik deed het een keer over Herman van Veen en heel vaak over Bob Dylan.

Derk Sauer was me even ontschoten.

Met dank aan een ingezonden brief in De Groene, alsnog een stukje over de terecht geroemde journalist-activist. In die brief gaat het over dat in allerlei necrologieën het begin van zijn journalistieke loopbaan is vergeten. Sauer vormde samen met Fons Burger (het duo ging later naar de Nieuwe Revu) van 1973 tot 1975 de redactie van Twintig, het ledenblad van de Vereniging Van Dienstplichtige Militairen.

 

Zeven jaar later was ik bij Twintig de opvolger van de opvolger van zijn opvolger. Sauer was toen al lang en breed hoofdredacteur van Nieuwe Revu en bedacht voor dat blad een succesvolle koers. Die koers draaide om ‘de drie s-en’: seks, sensatie en socialisme. Bij dat laatste hoorde ook een keer een verhaal over onderdrukte dienstplichtigen. Sauer zocht informatie en besloot de opvolger van de opvolger van zijn opvolger te bellen.

Het telefoongesprek begon zo: ‘Ik ben Derk Sauer. Ken jij mij?’

De dag daarna vertelde ik aan mijn collega’s van Twintig wie me had gebeld. En dat hij had gevraagd of ik hem kende en ik ja kon zeggen. Dat maakte indruk. Want voor jonge journalisten als die collega’s en mezelf was Sauer toen al een lichtend voorbeeld. Want ook wij waren niet vies van sensatie, hielden al dan niet stiekem van seks en waren socialisten in hart en nieren. Of nou ja, ik was sociaaldemocraat en mijn collega’s waren communist.

Ja, lezer, dat was in die tijd heel gewoon. Kon je gewoon hardop zeggen.

Vanwege dat telefoontje haalde ik uit het archief van de redactie stapels oude exemplaren van het soldatenblad. Ik zocht en vond nummers uit de tijd van Sauer en Burger en besloot nog voor ik wat dan ook las, dat ik alle teksten geweldig zou vinden en bovenal inspirerend.  Waarbij dat lezen nog niet meeviel, want Sauer en Burger hadden bedacht dat het heel links is om woorden te schrijven zoals ze klinken. En dus vormden ze volgens het colofon samen de redaksie. ‘Werken er op de redaksie redakseuren?,’ vroeg ik mijn collega’s en die vonden dat flauw.

Wat me vooral opviel was dat die van de redaksie verslag deden van veel aksies op kazernes en dat die protesten succesvol waren. In de tijd van Sauer en Burger werd de groetplicht afgeschaft (militairen moesten daarvoor iedereen met een hogere rang in het voorbijgaan groeten door met de rechterhand de eigen baret aan te tikken), kwam er meer ruimte voor vrije meningsuiting en hoefden soldaten niet meer verplicht naar de kapper. Vrije haardracht, heette dat verworven recht.

 

Toen ik daar werkte en de redaksie gelukkig weer gewoon redactie heette, bladerde ik door die vergeelde bladen en besloot ik dat het met Twintig wel wat stoerder mocht. Dat we het rap afnemend aantal leden en lezers maar eens moesten vertellen wat die VVDM allemaal voor elkaar had gekregen. En dat ik dus op kazernes daarover zou gaan vertellen en van de reacties een mooi verhaal zou maken.

En zo vond ik me zelf terug tegenover een groepje dienstplichtigen in een Protestants Militair Tehuis en vertelde ik over de vrije haardracht. En vroeg ik wat ze daar van vonden.

‘Lang haar, gassie,’ zei een soldaat en zijn maten knikten.