Columns > Je staat er toch even van te kijken

Je staat er toch even van te kijken

In de vergeelde kinderserie Tita Tovenaar, uitgezonden ergens eind jaren zeventig, zat Het Meneertje. Het Meneertje was er bij herhaling per ongeluk getuige van dat er werd getoverd en raakte daardoor steeds helemaal van slag. Tita Tovenaar had daar iets op gevonden: hij betoverde Het Meneertje. Vanaf dat moment zou Het Meneertje alles gewoon vinden. Weg paniek.

Het Meneertje was ondanks die toverij nog steeds getuige van wonderlijke situaties en nog steeds schrok hij daar van. Maar voortaan zei hij in elke aflevering wel een keer: ‘Het is wel gewoon, maar je staat er toch even van te kijken’.

 

Het is een beetje zoals we in Nederland omgaan met alles wat wél afwijkt van wat we gewend zijn en waar tegelijkertijd niks mis mee is.

Ik vind me zelf een tolerant mens en vind oprecht dat er in de wereld en dus ook in Nederland plaats is voor alle soorten mensen. Autochtonen, allochtonen, witten, zwarten, mannen, vrouwen, dikkerds, magere bonenstaken, hetero’s, homo’s, burgemeesters, bouwvakkers, onderwijzers, prostituees en ja, zelfs bankiers. En ik kan er niks aan doen: zo nu en dan voel ik me Het Meneertje.

Ik ken een mevrouw die ooit een man was en als ik haar zo nu en dan zie, dan moet ik er steeds aan denken dat ze ooit van een andere sekse was. Ik wil dat niet denken. Want ik denk dat die mevrouw het niet leuk vindt dat iedereen die ze tegenkomt, dat denkt. Maar ik kan het niet helpen.

Als ik zo nu en dan twee mannen elkaar op straat innig zie omarmen of zoenen, dan denk ik ‘Hé, homo’s’ en dan baal ik. Want ik denk bij een man en een vrouw die dat doen, nooit ‘Hé, hetero’s’.

 

Wat afwijkt van wat je gewoon bent te zien, valt op. En er zijn mensen die het stiekem een beetje eng vinden iets te zien wat ze niet gewend zijn. Die hebben dat misschien met vrouwen die ooit man waren of met mannen die ook nog eens homo zijn. Mogelijk dat ze het hebben met mensen die uit verre, Arabische landen komen en niet of moeizaam Nederlands spreken. En die opmerkelijke ideeën hebben over god, man, vrouw en hoe je een geit slacht.

‘Dat is opmerkelijk,’ zou zo iemand misschien willen zeggen over die god, die geit of al die mannen, vrouwen en kinderen die wandelend de grens passeren. Het blijft bij denken en zo nu en dan een onbehagelijk gevoel. Hardop verbazing of ongemak uitspreken is lastig – voor je het weet verstaat iemand ‘verwerpelijk’ terwijl je toch echt ‘opmerkelijk’ zegt en dan sta je er op als xenofoob, racist of gewoon eng.

 

En zo zwijgen we. Over dat we het bijzonder, misschien wel raar of zelfs ongemakkelijk vinden – die transgenders, mannen die zoenen en mensen die we niet verstaan en net zo weinig snappen van onze kerk als wij van hun moskee. Dat zwijgen vind ik gewoon.

Maar ik sta er wel een beetje van te kijken.