Columns > ‘Hij viet zunne skoen!’

‘Hij viet zunne skoen!’

Mijn vrouw en ik keken afgelopen vrijdagavond allebei tegelijk achterom, keken elkaar vervolgens aan en zeiden: ‘Hij viet zunne skoen!’

Dit is een wat raadselachtig begin van deze column en ik ga u vanzelfsprekend nog uitleggen waarom we dat tegelijkertijd zeiden. Maar eerst even wat eraan voorafging.

 

Het is dus vrijdagavond. Mijn vrouw, twee vrienden en ik zitten met, ik gok, zo’n honderdvijftig andere dorpsgenoten op het plein voor cultureel centrum Spectrum in Schijndel. Ooit ’t Spectrum, maar het schrappen van de apostrof-t is een van de belangrijke vernieuwingen van de vorig jaar aangetreden manager. Op dat plein toont de lokale filmclub aan het eind van de zomervakantie altijd een gratis film. Doorgaans pareltjes en dit keer voor de verandering niet. ‘Neem me mee’ is obligaat, voorspelbaar, flauw en met gezochte, ongeloofwaardige teksten.

En nee, hiermee serveer ik de filmclub niet af. Alle andere jaren genoot ik enorm en ik weet dat de club door het jaar heen ook veel moois laat zien. Dat ik daar nooit bij ben en dus geen lid ben, dat is omdat mijn avonden nogal vol zitten. Zodra ze de zaal openen op maandagochtenden ben ik van de partij.

 

Terug naar afgelopen vrijdag. Hoe melig en goedkoop ik ‘Neem me mee’ ook vind, dat geldt niet voor twee dames achter ons. Die hebben meer pret dan ik destijds bij ‘The life of Brian’, de Stift-Dubbelstift-Jack-In-The-Box-aflevering van Crediteuren-Debiteuren en André van Duin als onbeschofte ober in een zaak waar iemand een broodje kaas bestelt en waar de kaas op is. Het is allemaal vast terug te vinden op internet, ergens.

Mijn vrouw, die vrienden en ik zijn verbaasd over de dikke pret van de dames achter ons. Mijn vrouw en die vrienden vinden het grappig dat zij dingen grappig vinden die niet grappig zijn, maar ik begin me bij elke giechel meer te irriteren. Dieptepunt is een scène waarin een busje vol bejaarden over een zandpad rijdt. Meer dan dat is er niet te zien. Een busje over het zandpad.

De dames komen niet meer bij.

Dat is het moment dat mijn vrouw en ik tegen elkaar zeggen dat hij ‘zun skoen viet’. En dit is het moment dat ik u ga vertellen waar dat vandaan komt.

 

Ik neem u mee naar eind jaren tachtig. Ik ben journalist bij de Osse redactie van het Brabants Dagblad en die redactie wordt verwend door Theater De Lievekamp in dat stadje. Wie er ook optreedt: er liggen altijd twee gratis kaarten bij de kassa klaar voor de redactie. En zo vinden mijn vrouw en ik ons terug in De Grote Zaal van die schouwburg. Daar is een klucht te zien met in de hoofdrol Joop Doderer. Juist ja, die van Schwiebertje.

Joop staat op het toneel en speelt dat hij pijn in een voet heeft. Hij doet zijn schoen uit en legt de schoen op een tafeltje. Daarna wil hij een sok uitdoen om te bekijken wat er toch met zijn voet mis is. Op dat moment gaat de telefoon en in een gespeelde reflex pakt Joop zijn schoen, houdt die tegen zijn oor en zegt hallo. Met een vraagteken achter hallo.

Die scene is goed voor hier en daar een flauwe glimlach of gegniffel. Behalve dan voor een grote groep dames op leeftijd (ze waren toen jonger dan ik nu, trouwens). Die komen niet meer bij. Later bedenken mijn vrouw en ik dat ze van de Schaijkse afdeling van de Katholieke Plattelandsvrouwen waren, want die bestonden toen nog. Hoe dan ook, terwijl de dames het uitgieren is er eentje die vindt dat het nodig is om die vrouwen uit te leggen waarom ze lachen.

‘Hij viet zunne skoen! Hij viet zunne skoen!’

Ik overweeg even om me daar op het plein voor Spectrum zonder ‘t tot de dames achter me te richten. ‘Het busje rijdt over het zandpad! Het busje rijdt over het zandpad!’ Niet gedaan.