Columns > Het gelijk van Wouter

Het gelijk van Wouter

De mavo waarop ik van 1972 tot 1976 zat, was voor die tijd enorm modern. Zelfs voor deze tijd, denk ik. De directeur heette Wouter en zijn achternaam hoefden we niet te onthouden. Wouter was directeur en ook nog eens leraar maatschappijleer, godsdienst en – als je daar voor had gekozen – filosofie. Elke donderdagmiddag konden leerlingen kiezen uit ongeveer twintig niet alledaagse vakken. Behalve filosofie stonden ook koken, dans, Spaans, yoga, elektrotechniek en meditatie op het programma. Ik deed filosofie en mocht me tijdens de eerste les buigen over de vraag of een colaglas nog steeds een colaglas is als er geen cola in zit.

Poeh.

Voor Wouter maakte het meestal niet uit of hij een uurtje maatschappijleer, godsdienst of filosofie gaf. Het liep bijna altijd uit op een college Wat Wouter Van De Wereld Vindt. En zo hoorden we dat de Koude Oorlog een bedenksel was van politici en dat die oorlog niet meer bestond als wij er niet meer in wilden geloven – wat voor ons niet zo heel moeilijk was, want we hadden als 14-jarige pubers werkelijk geen idee wat de Koude Oorlog was.

Een paar weken later ging het over de zoveelste nota ruimtelijke ordening van Nederland en ook dat ging de pet van ons, mavoleerlingen, compleet te boven. Vagelijk herinner ik me de kaart ‘Nederland in 2000’ en daarin kwam ik voor het eerst de naam Randstad tegen. Nooit van gehoord.

 

Maar wat me vooral bij is gebleven: de monoloog van Wouter over de armoede in de wereld. In de tijd was het de gewoonste zaak van en in de wereld dat de kloof tussen de rijke en de arme landen jaar op jaar groter werd. Dat was erg zielig en net zo erg vanzelfsprekend. Zo was de wereld nu eenmaal.

Maar Wouter hield ons voor dat er niks vanzelfsprekends aan was. ‘Als de westerse landen niet serieus werk maken van het delen van de welvaart met de ontwikkelingslanden’, waarschuwde hij, ‘dan komt er een dag dat de mensen uit die landen het komen halen.’ Hij voegde eraan toe: ‘Of ik het nog meemaak weet ik niet, maar jullie wel’.

Het leek me nogal vergezocht. Want hoe kon iemand uit, pak hem beet, Somalië of Ethiopië nou in Nederland terechtkomen? Wist Wouter wel hoe ver weg die landen lagen en hoe godsonmogelijk het was om woestijnen en de Middellandse zee over te steken?

 

De Rue des Flandres in hartje Parijs is de afgelopen maanden geconfisqueerd door vluchtelingen. Ze komen niet uit door oorlog geteisterd Syrië, maar uit Afrikaanse landen. In die landen hadden ze een beetje last van dictatuur en heel veel van armoede. En dus hebben ze hun tenten opgeslagen in het centrum van één van de grootste steden van Europa. Zo nu en dan komt de ME langs en dan zijn ze plots weg. Voor een uurtje of een dag. Dan zijn ze weer terug. Als het daar te vol wordt, dan trekken ze vast een keer naar Brussel. Of naar Antwerpen, Breda, de Randstad.

 

Wouter wist het in 1974 al. Zoals hij ook wist dat een colaglas, gevuld met bier, een bierglas is.