Het geheime kamertje van Den Haag
‘Ik weet het allemaal niet meer,’ verzuchtte het jonge Kamerlid. ‘Geen idee wat ik nog moet of kan om gezien en gehoord te worden. Laat staan om wat te bereiken.’ Het jonge Kamerlid legde het hoofd in zijn handen en zuchtte nog eens diep. Hij voelde de hand op zijn schouder van het oude Kamerlid. ‘Misschien is dit het moment om je het geheime kamertje te laten zien.’
‘Het geheime kamertje?’ Het jonge Kamerlid keek zijn fractiegenoot verbaasd aan. Die legde zijn vinger op de lippen van zijn collega. ‘Kom maar mee.’
Er volgde een lange wandeling door de lange gangen van het Binnenhof. Ze liepen trappen af naar kelders waarvan het jonge Kamerlid nooit had geweten dat ze bestonden. Het rook er muf, daar in die diepte. Gelig licht van oude plafonnieres scheen op oud behang en op deuren die waren gehangen in kozijnen met afgebladderd schilderwerk.
‘Hier is het. De deur staat altijd open.’ Het oude Kamerlid duwde de klink naar beneden en opende de deur. Het was donker in het vertrek zonder daglicht. Op de tast vond het oude Kamerlid het lichtknopje. Nog steeds was het behoorlijk duister. Toen het jonge Kamerlid aan het vale licht was gewend, zag hij links aan rechts planken met daarop dozen.
‘Kijk maar of er wat voor je bij is,’ zei het oude Kamerlid.
‘Of er wat voor me bij is? Wat zit er dan in die dozen?’ Het oude Kamerlid wenkte zijn collega en samen liepen ze verder de kamer in. ‘Lees de stickers op de dozen. Neem deze bijvoorbeeld.’
Het jonge Kamerlid kneep de ogen samen en las hardop. ‘Proefballonnetjes.’
‘Pak de doos maar, doe maar open. Kijk of er wat voor je bij zit.’ Het jonge Kamerlid pakte de doos, niet veel groter dan een schoenendoos, van de plank. Hij zette hem op de grond, hurkte er boven en vouwde het deksel open. Enveloppen zaten er in. Op elke enveloppe een trefwoord. ‘Die van Verkeer kun je wel weggooien. In de tijd dat ze minister was, heeft May Weggen alle proefballonnen op dat beleidsterrein opgebruikt. De enveloppe is al jaren leeg.’
Het jonge Kamerlid pakte de enveloppe Vluchtelingen. ‘Goede keuze,’ zei het oude Kamerlid. ‘Diederik heeft er eergisteren nog een blaadje uitgehaald. Iets met mensen terugsturen naar Turkije. Kan juridisch helemaal niet, maar dat geeft niet. Want het is een proefballonnetje.’
‘Interessant,’ zei het jonge Kamerlid. ‘Het wordt nog interessanter. Er zijn nog veel meer dozen. Zie je die daar?’ De oudere wees naar een bruine doos met een geopende deksel. ‘Die wordt tegenwoordig zo vaak gebruikt, ze nemen de moeite niet eens meer om de deksel netjes dicht te doen.’
Het jonge Kamerlid zette een stap in de richting van de doos en las ‘Grote woorden’. ‘Je zult het geloven of niet, maar die doos staat hier al sinds de jaren zestig. Tot een jaar of vijftien geleden zag niemand hem staan. Jan Marijnissen was de eerste die de doos ontdekte. Weet je nog dat hij een minister flapdrol noemde? Kwam uit deze doos.’
Als het jonge Kamerlid op zijn tenen ging staan, kon hij in de doos kijken. Hij zag dat er maar een paar blaadjes in lagen. ‘Ik weet het,’ zei het oude Kamerlid. ‘Erg populair, die doos. Geert hè? Kopvoddentaks, in de knieën schieten, ‘minder, minder’ – dan gaat het hard.’
Het jonge Kamerlid hoorde zijn oudere fractiegenoot amper, want was druk met al die andere dozen. Hij las de stickers één voor één. Tegenwerpingen. Wedervragen. Rook creëren. Kwinkslagen. Voorbarige Conclusies. Simplificeringen – daarachter stond in kleine letters ‘We zoeken nog een ander begrip voor dit woord’. Hij las verder. Verdachtmakingen. Onder Het Tapijt. Onthullingen.
‘Indrukwekkend,’ zei het jonge Kamerlid. ‘Dat is het,’ zei het oude Kamerlid.
Pas toen zag het jonge Kamerlid het kistje. Op de hoogste plank, helemaal achteraan. ‘Jou ontgaat niks,’ complimenteerde het oude Kamerlid. ‘Dat kistje is niet veel anders dan een doos. Iemand heeft bedacht dat de briefjes en enveloppen die er inzitten goed beschermd moeten worden. Omdat ze net wat belangrijker zouden zijn dan wat er in die andere dozen zit. Je hebt een sleutel nodig om het kistje te openen.’
‘Wie heeft die sleutel?’ vroeg het jonge Kamerlid. De oudere haalde zijn schouders op. ‘Niemand die het weet. Waarschijnlijk heeft de eigenaar van de sleutel jaren geleden al afscheid genomen van het parlement. Geen idee. Maar er is niemand die er naar taalt. Die andere dozen voldoen. Ik weet niet eens wat het onderwerp van het kistje is. Het zal wel niet echt heel erg wezenlijk zijn.’
Het jonge kamerlid moest zijn voeten op de onderste plank zetten om met uitgestoken armen het kistje van de plank te kunnen halen. Hij blies het stof er af en las hardop de tekst op het stickertje voor. ‘Nuance.’
‘Dat bedoel ik,’ zei het oude Kamerlid.