Het bad – 2: Woensdag
Ik leerde Veerle kennen toen ze in bad zat. Ik woon in de vierde straat achter het park, moet u weten. Op de tweede verdieping. In het donkere trapportaal kwam ik haar al wel eens tegen en dan knikte ik naar haar. Ik tikte dan tegen de rand van mijn hoed en zij knikte dan terug. Heel soms mompelden we goedemorgen of goedenavond. Ze liep ze ooit zonder jas en toen zag ik het kaartje dat met een veiligheidsspeld aan haar jurk was bevestigd. Er stond een logo op dat ik niet kende, iets met P&J. En haar naam. Veerle. En een achternaam die met een A begon. Ze ging te snel de trap af in het portaal om die achternaam te kunnen lezen.
Hoger dan mijn tweede verdieping ben ik nooit geweest en dus wist ik niet dat haar appartement precies boven dat van mij lag. Tot vanavond.
Ik zat in de fauteuil en deed het rochelen van vader na. Veerle ging boven mijn appartement in bad, het bad zakte door haar vloer en mijn plafond en kwam met een grote klap in mijn huiskamer terecht.
Het was de eerste keer dat ik een bad door een plafond zag zakken en ook dat ik een naakte vrouw zag. U mag dat ietwat vreemd vinden, voor een man van 43. Maar zo gaan die dingen nu eenmaal. Er was niet eerder een reden of aanleiding om een vrouw naakt te zien.
Het water sloeg over de rand, Veerle maakte een sprong, viel terug in het bad en gilde heel hard. Ik sprong uit de fauteuil. Ze bleef nog even gillen en ik stond naast de fauteuil en zei een tijdje niks.
Ik ben gedegen opgeleid, maar heb geen weet van baden die in huiskamers vallen.
‘Hoe is het mogelijk’, riep Veerle. Ik zei dat haar vloer waarschijnlijk zwak was. Of mijn plafond. Ze zat nog steeds in het bad. Toen de kuip op de vloer terechtkwam, was ze wel bijna een meter of wat de lucht in geschoten. Schuim klotste over de rand van het bad, zo op het tapijt van kokos. Toen ze klaar was met gillen en ik had verteld over de zwakke planken tussen mijn kamer en haar badkamer waren we even stil.
‘Ik ben naakt’, zei ze en sloeg haar handen voor haar borsten. ‘Ja’, zei ik. ‘Ik kan zo niet naar huis’, zei ze. Ik knikte. ‘Er zit een gat in je huis’, zei ik. ‘Ook dat’, zei ze. ‘En ik kan zo niet de trap op zonder kleren.’
Ik zei dat ik kleren had. Kleren van mijn moeder. En vroeg of ze thee wilde. Ze schudde haar hoofd en zei dat ze liever wat sterkers wilde. ‘Er staat nog jenever van vader’, zei ik. En toen vroeg ze of mijn vader thuis was. ‘Die komt vanavond niet thuis’, zei ik en haalde de fles en een glas uit de kast. Ik schonk jenever in en toen ze zei dat ze niet alleen wilde drinken, pakte ik een tweede glas. Voor ze haar eerste slok nam, vroeg ik of ze werk had. ‘In het magazijn van Pinkster en Jansen werk ik’, zei ze. ‘Dan drink maar’, zei ik. Een onderzoeker van De Dienst heeft nooit vrijaf.
Het was het moment dat ik dat kaartje op haar jurk herinnerde. Met dat logo met P&J. ‘Veerle’, zei ik, ‘je heet Veerle.’ Ik stak mijn hand uit. ‘Helmus. Helmus Bergsma.’ ‘Veerle’, zei Veerle.
Het was niet de eerste keer dat ik alcohol dronk. Maar ik drink doorgaans alleen op feestjes van De Dienst. En dan vanzelfsprekend buiten werktijd en ook nog eens met mate. Ik nam een klein slokje, vond het als altijd vies en sloeg de rest van het glas in één keer achterover. ‘Het is een beetje raar’, zei Veerle. ‘Ik zit nog steeds bloot in het bad. Doe maar gauw de kleren van je moeder.’
Ik haalde een jurk en een handdoek en Veerle vroeg of ik me om wilde draaien als ze zich afdroogde en aankleedde. Dat wilde ik doen, maar ik vroeg waarom. ‘Ik vind het niet erg om naar je te kijken’, zei ik en Veerle moest toen lachen. ‘Doe het toch maar’, zei ze.
De jurk was te krap, want mijn moeder was kleiner en magerder dan Veerle. Mijn moeder was de mooiste vrouw van de wereld, al moet ik toegeven dat ik dat niet met onderzoeksgegevens of feiten kan onderbouwen. Maar zo nu en dan mag je ook op basis van sterke vermoedens een stelling poneren. Mijn moeder was dus de mooiste vrouw van de wereld, maar ik moest met moeite voor mezelf bekennen dat Veerle…
Ik probeerde die gedachte af te maken, maar het lukte me niet. Dat kwam vooral door Veerle, die alsmaar praatte. ‘Ik durf niet thuis te slapen’, zei ze, ‘want ik ben bang dat ik straks met bed en al door de vloer zak.’ Daarna dronken we nog een glas jenever en zei ik dat het bed van mijn ouders leeg was. Veerle zei dat ze niet alleen durfde te slapen. ‘Ik ben bang. Het is niet niks als je in bad zit en bij de benedenbuurman in de huiskamer valt.’ Ik beaamde dat, want besefte dat het bijzonder was. In mijn opleiding was het er immers nooit over gegaan.
We dronken nog een glas en ik werd duizelig. Veerle moest erom giechelen en toen gingen we naar bed. Bij de deur van de slaapkamer hield ik even stil. In gedachten bladerde ik door de handboeken van mijn opleiding. Niets kon ik, al denkbeeldig bladerend, vinden over baden die door vloeren of plafonds zakken en of dat wel of niet kan – een bovenbuurvrouw de bescherming aanbieden van een tweepersoonsbed. Ik bedacht dat mijn besluit om dat te doen niets van doen had met de manier waarop ze een haarlok achter haar oren trok. Het kwam ook niet omdat dat haar ogen groot en bruin waren en haar haren vol en blond. Dat waren immers feitelijke vaststellingen. En verder was ik te duizelig van de drank om nog lang wakker te blijven. Ik sloeg de dekens van het bed open, zei ‘jij links’, deed mijn kleren uit en mijn pyjama aan.
Veerle was naakt en dus besloot ik vooral niet naar haar te kijken. Ze zei nog een keer dat ze bang was en dat ze zich prettig zou voelen als ze haar hoofd op mijn borst mocht leggen. Ik stemde toe. Ze viel bijna meteen in slaap.