Verhalen > Het bad – 1: Voordat het begon

Het bad – 1: Voordat het begon

 

Ik leerde Veerle kennen toen ze in bad zat. Dat was het begin van het einde, want voordat ik Veerle ineens zag in het bad, was mijn leven zoals het hoort te zijn.

Ik doe er toe, moet u weten. In het appartement waar ik sinds de dood van mijn ouders alleen woon, weet vrijwel niemand wie ik ben en wat ik doe en dat geeft ook niet. Mijn overbuurman heb ik ooit verteld over mijn functie bij De Dienst, maar verder doe ik er het zwijgen toe. Zwijgen hoort bij mijn werk. Ik weet dat ik, ondanks de onwetendheid van de anderen in het appartement, wezenlijke bijdragen lever. Mijn chef weet het en dat is genoeg.

 

**

 

In dit appartement ben ik geboren en het ziet er ongeveer net zo uit als in mijn kinderjaren. De fauteuil waar mijn vader jarenlang rochelend zijn avonden sleet, staat er nog steeds. Het is een leesstoel met een Schotse ruit en het gerochel van vader in die stoel was hier net zo’n vertrouwd geluid als het tikken van de klok in uw huiskamer. Vaak kwam er bij dat rochelen en hoesten slijm op en dat drupte dan op vaders kin. Vader veegde de smurrie met zijn hand weg en smeerde het aan de linker zijleuning van de fauteuil. Die kant van de stoel is daarom smoezeliger en valer dan de rechterkant.

Ik zit tegenwoordig elke avond in die stoel en soms probeer ik dat rochelen te imiteren. Ik doe dan alsof ik dezelfde ademnood heb. Er komt geen slijm op, maar ik strijk wel met mijn linkerhand over de zijleuning. U bent er nooit bij en kende vader niet, anders zou u het beamen: ik doe hem goed na.

Het rochelen was, toen vader nog leefde, zo vertrouwd dat moeder en ik die ene avond, ruim vijf jaar geleden, niet in de gaten hadden dat vader al rochelend aan het stikken was. Moeder stond in de keuken en deed de afwas. Dat was die keer veel werk, want de aardappelresten kleefden heel stevig aan de randen van de ovenschaal. Ik zat aan het kleine bureautje in de hoek van de kamer en werkte aan het dossier van Havinga.

 

**

 

Het schrijven van een dossier is fijn. Het is het slotstuk van soms maandenlang werk. Bij Havinga had het overigens maar een week geduurd voor ik genoeg informatie had. Op een dinsdag had ik gezien hoe hij het café bij het park was ingegaan. Met mijn verrekijker kon ik zien hoe hij een glas bier dronk. Alcohol is verboden voor een SADM-er, een Schuldenaar Aan De Maatschappij. Het maakt zo iemand ongeschikt om werk te aanvaarden. Ik had die dag mijn fotocamera met telelens niet bij me, maar vanwege mijn reputatie kon het ook zonder fysiek bewijs. Mijn chef heeft me nog nooit kunnen betrappen op een fout.

Later die week stond ik naast Havinga bij de bakker op Plein 3 Augustus. De bakker gaf hem een half volkoren en zei dat hij maar moest betalen als hij weer werk had. U snapt ook wel, dat zo’n brood een schenking is. Zo’n schenking moet gemeld. En dat verzuimde Havinga, waarschijnlijk met opzet – dat heb ik niet genoteerd, ik houd het bij de feiten. Ook de bakker had er problemen mee gekregen. Schenkingen helpen namelijk niet om Schuldenaren aan het werk te krijgen. Het zijn zachte heelmeesters.

 

**

 

Ik was net begonnen aan de conclusie en die ging over een Bevel Tot Aanhouding. Ik zette uiteen waarom aanhouding noodzakelijk was, toen ik opschrok van de stilte. Vader was opgehouden met rochelen. Moeder kwam met sop aan haar handen de kamer in gesneld, ik stopte met schrijven en keek om. Vader hing in de fauteuil en zijn hoofd was rood. Even maar, want een paar minuten later al werd zijn gezicht bleek. Lijkbleek.

‘Ik denk dat vader dood is’, zei ik. Moeder zei dat ze nog twee borden en een juskom moest afwassen en ging terug naar de keuken.

Toen de afwas klaar was, dronken we thee. Ik vroeg hoe het nu moest, met dode vader in zijn fauteuil. Moeder zei dat als er tijd komt er ook raad komt en dat we morgen wel zouden zien. We dronken onze thee, zetten de kopjes op het aanrecht en deden de lichten uit.

De dag daarna was vader nog altijd dood en weer wat bleker. Moeder zei dat ik gewoon naar De Dienst moest gaan en dat zij het zou regelen. Ook zei ze dat het beter was als ik pas na zonsondergang thuiskwam. Bij De Dienst maakte ik het dossier over Havinga af en plaatste ik een stempel onder een Bevel Tot Aanhouding.

Havinga werd door twee ordonnansen van De Dienst aangehouden in het café. Zo nu en dan moet je het geluk van een heterdaad hebben. Hij had met een glas bier in zijn hand gestaan, vertelde Van de Veer later. Die Van de Veer is een geschikte kerel. Ik zeg het u, die wordt nog eens een collega van me. Want het is druk bij De Dienst door de vele nieuwe regels van beperking. Voor wijk 12 zijn er behalve ikzelf nog slechts twee andere onderzoekers en dat is natuurlijk veel te weinig voor zo’n groot gebied.

Ik had met Van de Veer na het werk een kop thee gedronken en gezegd dat ik mijn best zou doen voor zijn promotie. Toen het donker was, ging ik naar huis en daar trof ik moeder stofzuigend aan. De fauteuil was leeg. ‘Het is geregeld’, zei moeder. En daarna: ‘we moeten het hebben over de diepvriesmaaltijden. Die zijn allemaal voor drie personen.’

 

**

 

We hebben het nooit meer over de diepvriesmaaltijden gehad. En ook bijna nooit meer over vader. Behalve dan die keer dat moeder over de handtekening sprak. Of ik nog wist hoe die van vader eruit zag. En of ik die kon namaken. Ik knikte. Ze legde een formulier op mijn bureautje in de hoek van de kamer. Er stond een logo op van het pensioenfonds. ‘Zet hier vaders handtekening’, zei moeder. Het ging over bijverdiensten. Dat hij die het afgelopen jaar niet had gehad.

Een handtekening namaken mag natuurlijk niet. Dat hoeft u mij niet te vertellen. Maar ik sprak met mezelf af dat ik geen handtekening namaakte. Ik tekende lijntjes met mijn pen. Lijntjes trekken mag, ook als ze dan toevallig wat weg hebben van de handtekening van mijn vader. Ik zei moeder dat ze mij nimmer mocht vertellen waarom ze me de lijntjes liet trekken en dat het dan goed was. Zoals ik ook geen kennis wil hebben over waar vader gebleven is. Het is in mijn functie belangrijk dat ik integer en betrouwbaar ben, dat snapt u.

 

**

 

Het was een week of twee later dat moeder de sleutels vond van vaders auto. Bij het opruimen van zijn kleren was het, de sleutels zaten in het corduroy colbert. Het was een kleine auto en daarom was het niet moeilijk om erin te rijden, zei mijn moeder. Dat leek me logisch, al vroeg ik me wel af of het wel zou kunnen, zo zonder rijlessen te hebben gevolgd. ‘Dat kan’, zei moeder, en ze zei dat ze naar haar zus ging en onderweg wel zou vragen welke kant ze op moest. ‘Het is goed als de auto wordt gebruikt, anders slijt ie’, zei ze ook. Ik weet weinig van auto’s, het zat niet in mijn opleiding. Dus ik neem aan dat het waar is wat moeder over auto’s vertelde. Dat ze geen rijbewijs had, daar hoefde ik geen weet van te hebben.

Het is goed veel dingen niet te weten.

Ze haalde een plastic bakje uit de diepvries en zei dat het zes minuten in de magnetron moest en dat er drie karbonaadjes inzaten, ‘maar dat is nu eenmaal niet anders’.

Bij de deur keek ze nog een keer om. Of er benzine of diesel in de auto moest, vroeg ze. Ik zei dat diesel goedkoper is. ‘Dan doen we dat,’ zei moeder. Ze liep de trappen af, startte de auto, reed weg en botste tegen lijn 6.

Moeder was op slag dood.

 

**

 

Vier dagen later stond ik aan haar graf, samen met haar zus en met Van de Veer. Waar of mijn vader was, vroeg de zus van moeder en ik zei naar waarheid dat ik geen idee had. Van de Veer gaf me een hand en zei dat hij me zou steunen waar hij maar kon. ‘Als ik u kan helpen met onderzoeken, laat het me weten.’ Het is een geschikte kerel, die Van de Veer.

‘Drinken we samen nog wat?’, vroeg de zus van moeder en ik antwoordde dat ik nog aan een dossier moest werken. Een lastig dossier. De jongedame Van Geel. Er waren foto’s beschikbaar waarop ze zoent met een chef van de suikerfabriek en van hem is bekend dat hij nogal eens betaalt voor zoenen en andere intimiteiten. De jongedame Van Geel had niet kunnen bewijzen dat ze geen geld had ontvangen voor de zoenen en het is niet aannemelijk dat ze het gratis zou doen. De jongedame Van Geel is erg aantrekkelijk en de chef van de suikerfabriek is onaantrekkelijk en rijk. Ik moest enkele alinea’s schrijven over de prijs van een zoen. Dat is moeilijk, er is daar weinig vakliteratuur over.

Ik gaf de zus van moeder een hand, zei dag, zette mijn hoed op en wandelde naar mijn appartement in de vierde straat achter het park. Daar haalde ik een plastic bakje uit de diepvries. Ik at aardappels, wortels en drie kipfilets.