Columns > Handel in eerlijke handel

Handel in eerlijke handel

 

In Ethiopië buit een Nederlandse rozenkweker Ethiopiërs uit. Hij pikt ook nog eens schaars water in om rozen te laten groeien. Voor één roos heeft hij zeven liter water nodig. De man heeft het voor elkaar gekregen om het predicaat fair trade te krijgen voor zijn rozen. En haalde er het programma Zembla mee.

Dat hij dat keurmerk kreeg, dat is natuurlijk een vergissing. En het wil niet zeggen dat heel dat keurmerk niet deugt.

 

In Oeganda zijn, toch al niet zo’n rijke, mensen van hun land verjaagd omdat ze plaats moesten maken voor theeplantjes. Een journalist die daar over wilde publiceren, werd de mond gesnoerd en dat kwam in Nederland op televisie. Wat de geëngageerde documentairemaakster over het hoofd zag en na tien minuten zoeken op internet was te vinden: dat vreselijke theebedrijf mag het officiële logo van fair trade op de rooibos plakken.

Dat is natuurlijk een vergissing. Het wil niet zeggen dat het hele fair trade een wassen neus is.

 

Bij mij in het dorp is een kledingatelier gevestigd dat louter werkt met mensen die vanwege, vaak ingewikkelde, beperkingen nergens aan de bak komen. Wat ook sympathiek is: het bedrijf koopt stoffen in die fair trade zijn. Dat is best duur en verlaagt de winst, maar daar mokt de eigenaresse niet over. Ze heeft het met die eerlijke inkoop en het begeleiden van medewerkers met handicaps zo druk, dat ze vergat koffie van het merk Max Havelaar te kopen. En dus is haar het bordje fair trade geweigerd. De lokale bloemist kreeg dat schildje wel. Want die koopt en verkoopt namelijk rozen uit Ethiopië.

 

Ik heb ooit, toen ik een jaar of zestien was, klappen gehad van een kerel die op zijn revers een gebroken geweertje had gespeld. Misschien dat het toen is begonnen – het wantrouwen tegen speldjes, buttons en logo’s. Max Havelaar draait vandaag de dag gewoon om winst, Tony’s Chocolonely bevat slavencacao en het logo van fair trade stelt geen flikker voor.