Er hoeft geen piemel in
Het populisme is een blijvertje, waarschuwt Hans Wansink dit weekeinde in de Volkskrant. Bij het stuk staat een foto van jongemannen die tijdens een bijeenkomst over de voorgenomen komst van een azc in Steenbergen hard riepen dat er bij een mevrouw een piemel in moet.
Dat was schokkend. Het was net zo schokkend als wat Kabouters, Provo’s, hippies en andere progressieve jongeren eind jaren zestig tijdens demonstraties happenings en sit-ins uitschreeuwden. Voor u zegt dat het allemaal wel meeviel en dat president Johnson toch echt een moordenaar was: verplaats u in het hoofd van de gemiddelde Nederlander in die tijd en stel met mij vast dat ‘Johnson moordenaar!’ toen even schokkend was als ‘Daar moet een piemel in’ nu.
Er zijn verschillen. Twee.
Eén: toen waren het links-radicale jongeren die brutale dingen riepen, tegen de regels in De Dam tot gratis hotel verklaarden en muurkranten en andere pamfletten plakten op plaatsen waar dat toch echt niet mocht. Nu zijn het vooral behoorlijk rechtse mannen en vrouwen die op Geenstijl tekeer gaan, ergens piemels in wensen en andere grove dingen schrijven, zeggen en roepen.
Links gaf het stokje van taboes doorbreken bijna ongemerkt door aan rechts. Begin jaren 70 waren de progressieven bijvoorbeeld tegen de monarchie en viel de rechterzijde over de wijze waarop de VPRO een Juliana-look-a-like aardappels liet schillen; inmiddels verdedigt de PvdA het Koningshuis tegen de aanvallen van Wilders.
Twee: toen waren het intellectuelen die iedere ondernemer op zijn minst verdacht vonden en op zijn ergst tot cryptofascist verklaarden en van winst braakneigingen kregen, nu komen onbehouwen verwensingen en onthutsende vooroordelen van mensen die juist niet intellectueel zijn.
En dan nu het goede nieuws van die ontwikkeling. Het populistisch rumoer komt voort uit een groeiend engagement. Ga maar na: waar hele volksstammen tot een jaar of tien geleden de hele Haagse politiek niet boeiend vonden, heeft vandaag de dag zowat iedereen wel een mening over politiek, democratie en dat soort zaken. Politiek leeft als nooit tevoren.
David van Reybrouck schreef het bijna tien jaar geleden al mooi op. Populisme verwoordt volgens hem ‘op onhandige wijze […] een blijvend verlangen naar politieke betrokkenheid van het laagopgeleide volk’. Hij voegt er het advies aan toe dat verlangen serieus te nemen. ‘Er is niet minder, maar beter populisme nodig.’
Nou alleen nog even ontdekken wat dat beter populisme dan is.
De conservatieve politici van onder meer PvdA, D66, GroenLinks, CDA en VVD komen niet veel verder dan ‘luisteren’ en ‘serieus nemen’. Daarmee komen we er niet. En rücksichtslos de wensen en eisen van de fans van populisme inwilligen is ronduit gevaarlijk. Daarmee dompelen we ons land onder in een onderdrukking van minderheden, die herinneringen oproept aan gelukkig lang vervlogen tijden.
Mijn idee: maak roeptoeterende mensen verantwoordelijk. Laten we op het kleinschalige niveau van buurten, wijken, dorpen en stadsdelen taken, verantwoordelijkheden, zeggenschap en gemeentelijke budgetten overhevelen naar groepen burgers. Laten we mensen stimuleren en faciliteren om het heft in eigen hand te nemen en om verantwoordelijkheid te nemen voor zichzelf, de buren, de straat en de leefomgeving.
Zo ontdekken u, ik en de rest van ‘het volk’ dat vanaf de zijlijn verlanglijstjes inleveren te gemakzuchtig en onrealistisch is. Zo vinden mensen de nuance. Ontdekken ze dat wat de een wil haaks staat op wat de ander wil. En dat niet alle wensen realistisch zijn. Zo ontdekken mensen dat geven en nemen tot acceptabele compromissen leidt. En dat er nu eenmaal grenzen zijn aan wat kan. Dat er inderdaad parkeerplaatsen moeten zijn in de straat, maar dat kinderen ook willen spelen. Dat er nu eenmaal mensen zijn, gevlucht voor oorlog, die ook onderdak in de buurt nodig hebben. Dat een rondweg om het dorp aantrekkelijk is, maar Natuurmonumenten verdomd goede redenen heeft daar geen bosgrond voor af te staan.
De afgelopen jaren vertoefde ik voor mijn werk in heel veel straten, wijken en dorpen en mocht ik het ene na het andere indrukwekkende relaas optekenen. Over mensen die dingen willen en die belangen hebben en die belangen lieten botsen met die van anderen. Over mensen, die zo ontdekten dat hun waarheid niet die van een ander is. Die zo leerden dat je een straat, buurt en wijk beter maakt door te pleiten, te luisteren, begrip te vragen en begrip te hebben.
Er hoefde bij die confrontaties niemand tot moordenaar verklaard te worden. Er hoefde ook bij niemand een piemel in.