Columns > En toen ging de telefoon

En toen ging de telefoon

Een beroep is het niet echt, want ik doe het naast mijn werk. Maar toch: het gemeenteraadswerk is echt net zo mooi als wat ik zoal doe om de hypotheek te betalen, de studie van kinderen en het beleg op mijn brood.

Want klopt het wel, wat dat Veghelse bedrijf aan de rand van het buitengebied uitspookt? Die lunches, waarmee een gesubsidieerde club concurreert met de lokale horeca – deugt dat wel? Zo’n megastal in Nijnsel, moet en is daar een stokje voor te steken? Boeiende vragen. De zoektocht naar antwoorden is nog boeiender. Het brengt me aan keukentafels bij mensen die ik anders nooit zou hebben ontmoet. Ik word in nota’s en rapporten gezogen die ondanks de kleine letters en te lange zinnen tjokvol interessante wetenswaardigheden zitten.

Elke dag druk zijn met uitzoeken waar het doen en laten van wethouders toe leidt in de dorpen van Meierijstad en met die kennis weer complimenten of klachten uitdelen en eigen ideetjes bedenken – wat een genot.

Dat ik daarbij zowat wekelijks mensen tegenkom die hebben besloten dat alle landelijke, provinciale en lokale politici niet kunnen luisteren, hun eigen diepe zakken vullen en schijt hebben aan wie dan ook – ik neem het met steeds groter gemak op de koop toe.

 

Het neemt allemaal niet weg dat het soms ronduit frustrerend is dat dingen niet lukken. Zo zit ik al een paar weken tot over mijn oren in een behoorlijke complexe aangelegenheid. Ik meen te weten wat het probleem is, wie er wat aan kan doen en vooral: wat er aan gedaan kan worden.

Wat me tot op heden niet lukt: de mensen die erover gaan, de wethouder voorop, daarvan overtuigen. Ik krijg het niet uitgelegd, ik breng het zo vervelend dat me mijn gelijk niet word gegund of ik ben gewoon te dom om het te snappen. Hoe dan ook: door mijn onvermogen gaan over een paar weken wat oudere, kwetsbare mensen mogelijk uren huishoudelijke hulp verliezen die ze toch echt heel hard nodig hebben. Een schrale troost: landelijke hotemetoten als Sybrand Buma, Mona Keijzer, Jesse Klaver en zelfs Mark Rutte hebben zich er tegenaan bemoeid, zijn het met me eens en kregen het ook niet voor elkaar.

Gisteren ging het erover in de gemeenteraad en dat leidde tot zo goed als niks. Vandaag begon ik de dag met het likken van wonden. Ik belde met de belangenbehartiger van de oude mensen die hun hulp dreigen te verliezen, zocht contact met journalisten en mailde een Tweede Kamerlid. Vervolgens plaatste ik bozige stukjes op de website van mijn partij en op sociale media.

 

Nadat ik dat allemaal had gedaan, schonk ik een kop koffie in en besloot ik dat ik het niet meer weet. Samen met mensen de ertoe doen verloor ik de strijd van onze wethouder voor goede hulp. Klaar. Mislukt. De wereld is klote. Dat was het moment dat de telefoon ging. ‘Hoi, Laurens. Ik zit al een tijdje in de WW en heb weinig omhanden. Als ik nou eens die huishoudelijke hulp ga verzorgen? Gratis natuurlijk.’

Ik keek naar buiten. Verdomd, het was me nog niet opgevallen, de zon scheen.