Columns > Elektrisch fietsen

Elektrisch fietsen

‘Ik ben dus geen monteur.’ Het kan maar gezegd zijn, zie ik de dame van de fietsenwinkel denken. We kennen haar, want een week geleden stond ze ook al bij ons voor de deur. Toen om twee door mijn vrouw en mij gekochte elektrische fietsen af te leveren, nu om een van die rijwielen te repareren.

Dat we van die fietsen hebben is het slotstuk van een langslepende soort machtsstrijd tussen mijn vrouw en zowat al onze vrienden en kennissen enerzijds en ik anderzijds. De inzet: wel of niet op mooie dagen er, samen met mijn vrouw en die vrienden en kennissen, al elektrisch fietsend op uit. Nee, zei ik. Ja, zei de rest van de wereld. Wat mijn positie verzwakte was het Vaderdag-cadeau dat ik een paar jaar geleden kreeg. Een fietsendrager. ‘En nou nog ANWB-jassen, een helm, fietsenplakspul voor onderweg en geld om na afloop van de fietstocht op een terras een advocaatje met slagroom op te lepelen,’ gromde ik.

Ik heb verloren, want ben nu eigenaar van een elektrische fiets. Mijn vrouw en de verkoper zeiden bij de aankoop dat mannen tegenwoordig kiezen voor, wat vroeger heette, damesmodellen. Fietsen zonder stang dus. ‘Dat is handig, vooral als je wat op leeftijd bent en het allemaal niet meer zo soepel gaat,’ zeiden verkoper en vrouw nog net niet in koor. Ik koos bij wijze van allerlaatste verzetsdaad dus een herenfiets.

Inmiddels fietste ik al twee keer elektrisch van Schijndel naar Sint-Oedenrode en terug en verdwaalde ik de tweede keer maar een heel klein beetje. Mijn vrouw moet nog even geduld hebben – het slot werkte voor geen meter en moest worden vervangen.

‘We sturen een nieuw slot op,’ liet de man van de afdeling service telefonisch weten. ‘Hartstikke eenvoudig erop te zetten, kwestie van twee schroefjes.’ Verwijzend naar garantie, toezeggingen en aanschafprijs regelde mijn vrouw dat het opsturen werd vervangen door: ‘Een monteur komt het slot bij u thuis erop zetten’.

 

‘Ik ben dus geen monteur,’ zegt de dame. ‘Ik denk, ik zeg het maar, want soms denken klanten dat. Geen idee waarom. Ik ben chauffeur en daar heb ik het al druk genoeg mee.’ De chauffeur zegt dat ze een strakke planning heeft en dat het over vijf minuten klaar moet zijn. Dat is kort ja, ‘maar op kantoor hebben ze geen idee als ze de planningen maken.’ Een klant zou volgens de dame eens moeten bellen met kantoor om te vertellen dat kantoor de chauffeurs overvraagt. ‘Als ik er iets van zeg, maakt dat geen indruk.’

De chauffeur wil geen koffie (‘Geen tijd’) en gaat het slot vervangen. ‘Spannend. Maar een keer moet de eerste keer zijn.’ En verder is het losdraaien en vastdraaien van de schroeven voor haar eigenlijk niet te doen. ‘Artritus. Dus meneer, kunt u misschien..?’ Dat kan ik en zo doe ik wat ik volgens garantie, toezeggingen en aanschafprijs niet had willen doen. Als het allemaal klaar is, zucht mevrouw dat dit haar eerste afspraak van de dag was en dat ze nu al ruim twintig minuten achterloopt op schema. ‘Dat ga ik dus niet meer inhalen.’

Vanwege haar haast, testen we pas na haar vertrek of het nieuwe slot wel werkt. Wat niet het geval blijkt. De damesfiets van mijn vrouw kan pas op slot als met twee handen tegelijk heel krachtig de hendel naar beneden wordt geschoven en dan lukt het nog niet eens om de sleutel uit het slot te halen. Het enige wat los komt is de jasbescherming.

En dus bel ik weer met de man van de afdeling service. ‘En dit keer dus graag geen chauffeur met artritus, maar eentje die helemaal zelf sloten kan verwisselen.’ Zo iemand blijkt niet voorradig. Hij heeft wel fietsen op voorraad.

‘U krijgt een nieuwe damesfiets.’ Ik val even stil, zeg ‘O’, ‘Dankjewel’ en ‘Heel coulant’, verbreek de verbinding en zeg tegen mijn vrouw dat ik een nieuwe fiets eiste. En dat meneer van de service uiteindelijk zwichtte.

 

De eerste werkdag na het telefoontje meldt de chauffeur van de fietsenwinkel zich al. ‘Hier is-tie, een splinternieuwe herenfiets.’