Columns > Een auto met chauffeur

Een auto met chauffeur

 

Wie vandaag de dag hoog is opgeleid, is voor de gemiddelde Nederlander een professor die geen idee heeft hoe de werkelijkheid van alledag er uit ziet. Wie een baan heeft in het openbaar bestuur, is een volksverlakker. En wie ergens directeur is met een bovengemiddeld salaris, is vanzelfsprekend een zakkenvuller.

Er was een tijd, en nog niet eens zo lang geleden, dat mensen opkeken naar een relatief hoge functie, een ogenschijnlijk gewichtige taak en een inkomen met nogal wat nullen. Dat leidde vaak tot ontzag, zo nu en dan tot afgunst en heel soms tot rare kapriolen.

Komt ie.

 

Zo rond 1990 werkte ik bij een aan lager wal geraakt computerbedrijf. De boel werd overgenomen door een forse multinational en ‘onze’ directeur hoopte daar zijn functie als baas van die computerdivisie voort te kunnen zetten. En dus werd er overlegd, onderhandeld en geluncht in zaken die niet pasten bij de staat waarin ons bedrijf verkeerde.

Bij die eerste afspraak kwam de allergrootste baas van wat de nieuwe eigenaar zou worden naar ons bedrijf. Dat was een indrukwekkende gebeurtenis, want die baas had een chauffeur. Een grote, glimmende auto van een duur Duits merk kwam tot aan de voordeur gereden. De baas sloeg zijn dagblad van roze papier dicht – directeuren lazen in die tijd altijd Engelstalige financiële kranten en die waren roze – en wachtte tot chauffeur met pet de deur opende. ‘Wacht hier maar tot ik klaar ben,’ zei de baas en liet zich begroeten door onze directeur. Die stond, als een burgemeester die op sinterklaas had staan wachten, in de deuropening.

 

Een week of wat later klopte onze directeur aan bij Jan van de postkamer. ‘Laat de post maar voor wat het is, jij bent vanmiddag mijn chauffeur. En kijk eens of deze pet je past.’ De pet was maar een heel klein beetje te groot en dus mocht Jan chauffeur spelen. Hij nam voorin plaats, onze directeur achterin. Het was een koddig gezicht, vooral omdat de directeur in een stationcar reed en dat type auto is niet de meest voor de hand liggende keuze voor een auto-met-chauffeur. Maar onze directeur was er wel even daarvoor mee door de wasstraat gereden, dus hij blonk net als die dure Duitse.

De auto reed naar het grote bedrijf van die grote baas en stopte ook daar voor de deur. ‘Wacht hier maar tot ik klaar ben,’ zei onze directeur en meldde zich bij de receptie. Daar moest hij tien minuten wachten voor een secretaresse hem ophaalde en met de lift naar de zevende verdieping begeleidde. Tegen de tijd dat het gesprek daar bovenin die kantoorkolos begon, had een meneer van de beveiliging Jan met de grote pet al aangesproken. ‘Zet die auto eens ergens anders neer, hij staat hier gruwelijk in de weg.’

Onze directeur zat net, roerend in zijn koffie, te vertellen wat hij zojuist onderweg had gelezen in de Financial Times, toen er op de deur werd geklopt. Eerst was het de secretaresse die vroeg of meneer de chauffeur even binnen mocht komen. Het was dringend. En toen kwam Jan.

‘Wim, jouw auto heeft een startonderbreker. Wat is daar de code van?’

 

De benoeming van de divisiedirecteur werd een week of wat later bekendgemaakt. Twee weken later was de afscheidsreceptie van onze directeur. Hij dronk maar één pilsje. ‘Want ik moet nog rijden.’