Druppel
Op mijn nieuwe kantoor ligt een lijk.
Een week of wat geleden nam ik mijn intrek in De Bank, een gebouw waar verschillende kleine ondernemingen zijn ondergebracht. Ze – ik heb de eerste maand huur betaald en durf er daarom van te maken: we – hebben het er goed voor elkaar. Mooie werkplekken, bemande receptie, aantrekkelijk ingerichte hal, terras voor als de zon schijnt en koffie in al die nieuwerwetse kekke varianten waar ik persoonlijk dan weer niks mee heb. Een flinke bak zwarte koffie, dat is voor mij al modern genoeg.
Wat ze – pardon, we – ook hebben: een druppel. Dat is een plastic ding dat aan de sleutelbossen van alle medewerkers hier hangt. Ze (we, Laurens, we!) komen via de achterkant binnen. We (goed zo, Laurens) laten de druppel langs wat lampjes gaan en dan gaat de deur open. In de gang hangt een scherm met daarop alle namen van de mensen die hier werken. De namen staan op rode vlakjes. Tot je met de druppel binnenkomt, dan wordt het vlakje met je eigen naam groen. En als je weggaat, haal je de druppel weer langs lampjes en dan wordt het vlakje weer rood.
Ik kijk elke ochtend even op dat schermpje om te kijken of ik binnen ben. En warempel.
Vanwege de verhuizing van nietmachine, perforator en andere dingen ben ik de afgelopen dagen nogal eens buiten kantoortijden op De Bank. Dat is leuk. Want als ik dan binnenkom, bijvoorbeeld rond elf uur ’s avonds, dan is mijn vlakje een soort van groene oase in een verder rode woestijn. Had ik bedacht.
Meer nee, elke keer is er nog één vlakje groen. Steeds het vlakje van dezelfde meneer. Ik ben al een paar keer langs zijn kamer gelopen en probeerde dan onder en boven de rand van matglas naar binnen te kijken. Het was er donker, ik zag niks. Maar toen ik er gisteren met twee van mijn zonen was, bedachten we dat er maar één oorzaak van dat alsmaar groene vlakje kan zijn.
De man ligt dood op zijn kamer.
Of, bedacht mijn oudste zoon later: hij verliet ooit het gebouw nadat een ander die met een druppel had geopend. En dan weet zijn groene vlakje niet dat ie van kleur moet verschieten.
Mijn andere zoon en ik keken elkaar aan en besloten dat we dat een onwaarschijnlijke optie vinden. Er ligt hier ergens een lijk, dat moet het zijn. En, stelden we met een blik op dat groene vlakje vast: waar zouden we toch zijn zonder de geavanceerde techniek van vandaag de dag.