De Normandische dagen (3)
Mocht u eens in Normandië zijn, bezoek één van de monumenten op de locaties waar Amerikaanse, Britse of Canadese militairen in juni 1944 de bevrijding van Europa begonnen. Want behalve dat u er wat van opsteekt, is het ook indrukwekkend – zowel vanwege de zee van witte kruisen en zo nu en dan davidsterren als vanwege de individuele verhalen die worden gepresenteerd. Verhalen van officieren, onderofficieren en soldaten die in het museum op wanden zijn te lezen. Zo nu en dan gaan ze over heroïsche daden, maar ook gaat het over jongemannen die aan land kwamen, de eerste dag overleefden, de wacht hielden tijdens de tweede nacht en toen werden doodgeschoten. Je staat voor zo’n bord en leest een tweede keer, want denkt even inderhaast de heldendaad te hebben gemist. Iets over twintig kameraden redden, zwangere vrouwen in veiligheid brengen of met een granaat in de hand in een bunker vol Duitsers springen. Maar nee, het gaat over een jongeman die aan landkwam, links en rechts landgenoten dood zag neervallen en de eerste dag overleefde. Om de dag daarna te worden gedood.
Morgen gaan we midgetgolfen en een paar dagen geleden hielden we een stranddag – dat u niet denkt dat onze vakantie één grote herdenking was van de Tweede Wereldoorlog.
Maar toch – Normandië is toch vooral dat. Zo waren we vandaag in het indrukwekkende museum Memorial in Caen. Vijf uur vlogen voorbij. En nog was onze honger naar geschiedenislessen niet gestild. En dus togen we naar Pointe de Hoc, waar 225 Amerikaanse militairen via touwladders de kliffen daar opklommen om een kleine maar blijkbaar belangrijke post van Duitsers te verrassen en veroveren. Minder dan de helft kon het de dag daarna navertellen.
We sloten de dag af in een havendorpje waarvan ik de naam nu even niet meer weet. Aan de haven vonden we een drukbezette pizzeria waar we met wat geluk nog een tafeltje voor vier konden vinden. Vlak na ons wandelde een gezin tevergeefs het terras van het restaurant op. ‘Geef me uw telefoonnummer, ik bel u zodra een tafeltje vrij is’, zei de ober.
Een kwartiertje later kwam er dan een tafeltje vrij. Juist op dat moment wandelde een man, vrouw en een kind het restaurant binnen. ‘Is er nog een tafel vrij?’ vroeg de vrouw. Ze sprak Duits en dus duurde het even voor de serveerster haar begreep. Fransen spreken opperbest Frans, beroerd Engels en geen woord Duits. Bij Duitsers is het omgekeerd precies zo. Uiteindelijk begreep de serveerster de vraag en wees ze naar dat ene vrije tafeltje. Het trio wilde gaan zitten en werd tegengehouden door de ober die had beloofd dat andere gezin te bellen zodra er een plekje vrij was.
‘Deze tafel is gereserveerd’, haspelde de ober in een soort van Engels. De vrouw reageerde in haar moerstaal. ‘Dat weet ik, ik heb de tafel zojuist gereserveerd bij je collega.’ En ging zitten. Man en zoontje volgden haar voorbeeld.
En natuurlijk zijn er net zoveel onbeschofte Engelsen, Fransen en Nederlanders. Maar na zo’n dagje Memorial, Pointe de Hoc en Omaha Beach nog te vers in het geheugen – als vanzelf borrelen er dan gedachten op die niet het toonbeeld zijn van tolerantie. Onderweg naar ons hotel hadden we het er in de auto over, mijn vrouw, kinderen en ik – over hoe dat moet zijn als Duitse toerist in Normandië. Of dat niet ongemakkelijk voelt. ‘Het zou niet nodig moeten zijn’, stelde één van ons vast, ‘want wat kunnen die Duitsers van nu er nou aan doen wat er meer dan zeventig jaar geleden gebeurde?’
Overigens zagen we het gezin, dat wel die ene tafel had gereserveerd, een minuut of twintig na de komst van de Duitsers alsnog binnenkomen. Er was een andere tafel vrijgekomen en de ober had conform afspraak gebeld. De man bedankte de ober. Die een excuus maakte, omdat het allemaal wat langer had geduurd dan de bedoeling was. ‘Welnee, we hebben helemaal niet lang hoeven wachten’, wimpelde de vader van het gezin het excuus weg. ‘We zijn hartstikke blij dat we welkom zijn.’
De man zei het in het Engels en deed dat met een zwaar Duits accent.