Columns > De Normandische dagen (1)

De Normandische dagen (1)

We hebben al snel in de gaten dat we van doen hebben met een bijzondere serveerster. Ze is 18 denken we. Of 20. Maar het kan ook 25 zijn. Of 30. We hebben eigenlijk geen idee.

We treffen haar op een zonnig, rommelig terrasje op de binnenplaats van een soort van hoeve. Zo’n grote boerderij waarbij het gebouw van woonvertrekken en stallen in een carré zijn gebouwd, zodat er tussen die gebouwen een open ruimte ontstaat. Een café of restaurant is het niet echt, mijn vrouw houdt het op ‘een leuke bijverdienste van de bewoners’. Een rommelige bar, wat zitjes in een soort van serre en buiten dus dat terras. Rode plastic stoeltjes en tafeltjes met in ronde witte letters de naam van een merk dat we bij ons in Nederland niet kennen.

De hoeve ligt aan een smal straatje en dat smalle straatje is één van de drie of vier straten die samen een dorp zijn. Dat het er druk is in die straat en op dat terras, dat komt omdat het augustus is en omdat Ohama Beach niet ver weg is. Ohama Beach, een Normandisch strand waar in 1944 de bevrijding van Europa begon.

We hebben het idee dat de serveerster geen idee heeft van D-Day. Er zijn zo’n vier tafels bezet en al die tafels zijn haar verantwoordelijkheid. Maar ze is vooral druk met ergens in het midden tussen die tafels staan en naar links en rechts kijken en dan naar binnen gaan. Om een minuut of wat later weer terug te komen, weer om zich heen te kijken en ook weer naar binnen te gaan.

Ze ziet ons zitten aan een tafeltje waar de lege mosselpannen van vorige gasten nog vuil staan te niksen. Ze steekt een vinger omhoog, als teken van ‘Aha, die tafels moeten schoon’ en gaat de rommelige bar in – op zoek naar een dienblad, denken we. Het duurt niet lang voor ze terugkomt, zonder dienblad. Ze steekt haar vinger weer omhoog en draait weer om. Het tafereel herhaalt zich in diverse variaties. Zo gaat ze tot twee keer toe naar binnen om een notitieblokje te halen.

We hebben vakantie en weinig omhanden en dus analyseren we de serveerster nauwkeurig. Niet alleen zijn we druk met het schatten van haar leeftijd en buigen we ons over de vraag waarom ze juist dat shirtje bij die broek draagt, we bedenken ook waarom ze maar amper tot zinvolle daden in staat lijkt. Onze diagnose: ze lijdt aan weten wat ze ziet en subiet vergeten wat ze niet (meer) ziet.

Als ze naar ons tafeltje kijkt, dan weet ze dat het tafeltje afgeruimd moet. En dat er een bestelling moet worden opgenomen. Waarna ze zich omdraait, op weg naar notitieblok of dienblad. Maar zodra ze zich heeft omgedraaid en met haar rug naar ons staat, bestaan we niet meer. En zijn notitieblok en dienblad dus ook vergeten. Ze gaat naar binnen, bedenkt dat er buiten misschien klanten zijn en gaat weer naar buiten. Om verrast vast te stellen dat wij daar zitten.

 

Deze serveerster mag ons dan steeds vergeten, wij vergeten haar niet snel meer – zo besluiten mijn vrouw, onze kinderen en ik.

Na ruim een half uur is ons tafeltje dan toch schoon en is onze bestelling zelfs opgenomen. We wachten op een ice-tea, twee cola en een bier. Van de tap. Pression, heet dat daar in dat dorpje met vier straten. Net als in de rest van Frankrijk.

Inmiddels heeft de schaduw van een appelboom ons tafeltje bereikt. Het wordt fris en we besluiten een meter verderop te gaan zitten, aan precies zo’n rood tafeltje met precies zo’n merknaam in ronde witte letters. Zoon grapt dat de serveerster er dadelijk aankomt met onze drankjes, een leeg tafeltje ziet, geen meter verderop kijkt en zich omdraait. We lachen. Dat zou me wat wezen.

Dan komt ze eraan. Met dienblad. Met, stellen we geruststellend vast, twee cola, een ice-tea en een glas bier a le of a la pression. We kijken haar aan en zien hoe ze naar het lege tafeltje kijkt en zich omdraait.

Ici, ici!’, roep ik.