Beroemd
Iedereen heeft, mogelijk ergens ver weg, wel een beroemdheid in de familie. Neem mij nou. Mijn opa, al zo’n 45 jaar dood, was ver voor de Tweede Wereldoorlog één van de oprichters van de Philips Harmonie.
Komt u daar maar eens overheen.
Eind jaren zestig trad zijn harmonie, hij was er toen al geen actief lid meer van, op in Tilburg. Het was één van de zeldzame momenten dat opa besloot naar dochter en kleinkinderen in die stad te gaan. Ik was uitverkoren om hem te vergezellen naar de Westermarkt. Daar trad de harmonie op.
Het was een bijzondere gebeurtenis. Het was de eerste en laatste keer dat ik met mijn grootvader ergens alleen naar toe ging. Maar wat helemaal speciaal was: na het optreden nam opa me mee naar de tamboer-maitre, de man die voor de muziek uitging en met een stok zwaaide. Opa zei tegen de meneer met stok dat ik Laurens was, een kleinzoon. De meneer legde zijn stok in zijn linkerhand en stak de rechter uit. Die schudde ik.
Opa en tamboer-maitre babbelden nog even en toen wandelden we terug naar huis. Opa wees naar mijn rechterhand en zei, met zoveel mogelijk nadruk als hij maar in zijn lettergrepen en klemtonen kon leggen: ‘Die hand mag je nóóit meer wassen’.
Later hoorde ik dat een oom van me ergens in een ver land ooit in de oorlog Vera Lynn naar een hotel had mogen brengen. Hij was ergens soldaat of zo en zij trad op voor manschappen. Die Vera Lynn zou erg beroemd zijn geweest en oom kwam daardoor bijna in de buurt van opa. Bijna.
Terug naar mijn opa. Hij was dus Eindhovenaar, want Philips. En hij was een oorlogsheld, want had als ultieme verzetsdaad ooit een radio begraven in zijn achtertuin. Auschwitz is er geen dag eerder door bevrijd, maar de Duitsers hebben die radio toch maar mooi nooit gevonden.
Dat mijn opa die radio begroef, daar kan ik nu wel kleinerend en gekscherend over doen – voor grootvader was het vast erg spannend, want hij was nogal van ‘de autoriteiten hebben altijd gelijk’.
Toen hij verkaste naar een bejaardentehuis was zijn huis vrij van hypotheek. De koper rekende contant af. Opa zat de eerste dagen in zijn bejaardenkamer met een rolletje bankbiljetten in zijn hand. ‘Ik ben rijk.’ En dat dan een keer of tien per dag.
Een andere oom van me heeft dat geld later geleend. Die oom tekende een schuldbekentenis en zou het na opa’s dood terugbetalen aan de erfgenamen. De schuldbekentenis werd in een kluis gelegd. Alleen opa had er de sleutel van. En die oom. De rest kunt u zelf wel bedenken.
Die oom is er nooit beroemd mee geworden. Wel rijk.