Bella Borne
Vanuit Den Bosch naar Borne is het zonder file een uur en drie kwartier rijden. Maar als ik vanuit een afspraak in de Bossche wijk Hambaken naar het stadje bij Hengelo (zoals ze daar zeggen: Hengeloooo) rijd, is er regen, zijn er ongelukken en is er sowieso spits. Na bijna drie uur parkeer ik mijn auto voor het gemeentehuis en stel ik vast dat ik nog twintig minuten heb voor ik in dat gemeentehuis een bijeenkomst mag leiden. In die twintig minuten moet ik iets eten en, nog dringender, plassen.
Ik moet heel erg plassen.
Het openbaar toilet van Borne is met een bordje aangegeven en aangeplakt tegen het gemeentehuis, maar alleen toegankelijk tijdens kantoortijden. Niet eens tijdens winkelopeningstijden. Met ferme pas loop ik door de winkelstraten, op zoek naar een plek waar ik kan plassen en eten – in die volgorde.
Het kan bij Bella Borne.
Gabriël Chamoun, de naam vind ik later op internet, heet me welkom en vraagt wat hij voor me kan betekenen. ‘Een snel te maken broodje, want ik heb maar weinig tijd,’ zeg ik. ‘En een toilet.’ Hij wijst naar een deur en die deur gaat niet gemakkelijk open. ‘De klink eerst omhoog trekken.’ En of een broodje shoarma me wat lijkt. Dat lijkt me zeker wat. ‘Als ik maar om zeven uur op het gemeentehuis kan zijn.’
Gabriël, waarvan ik dan dus nog niet weet dat hij Gabriël heet, zegt dat hij en zijn medewerkers hun best gaan doen. Ik tel zo’n zes dames en heren, stel vast dat ik de enige klant ben en dat het dus vast gaat lukken.
Waar of ik vandaan kom, vraagt Gabriël na het plassen. ‘Nu uit Den Bosch, maar ik woon in Schijndel.’ Schijndel zegt hem niets. Ik zeg dat er mensen in Schijndel zijn die nog nooit van Borne hebben gehoord. Gabriël vraagt of ik lang moest reizen om in dit voorstadje van Hengelo te komen.
‘Bijna drie uur? Dat is lang.’
Vijf minuten en een lege blaas later zet Gabriël een fors bord voor me op tafel. Salade, een bakje saus, een opengesneden shoarmabroodje, een indrukwekkende hoeveelheid shoarmavlees en een net zo indrukwekkende hoeveelheid gebakken aardappels. ‘Aardappels horen eigenlijk niet bij ons broodje shoarma,’ zegt Gabriël, ‘Maar u komt van zo ver, heeft zo lang moeten reizen – die krijgt u gratis van ons.’
Het gaat snel in mijn hoofd. Ik heb geen zin in gebakken aardappelen, ik vind het lief dat ik ze krijg, ik krijg niet alles op, ik moet dus in ieder geval wat van de aardappelen eten en ik vind het vooral lief dat Gabriël een cadeautje geeft aan iemand uit Schijndel, waarvan hij weet dat de kans dat die Schijndelaar nog eens terugkomt te verwaarlozen is. Dit is dus geen marketing of klantenbinding. Dit is oprecht aardig zijn.
Niet lang daarna ben ik op het gemeentehuis en leid ik een bijeenkomst voor vertegenwoordigers van politieke partijen. ‘Ik heb zojuist in het beste restaurant van Borne gegeten,’ trap ik af. ‘Bella Borne.’
Verbaasde blikken.