Columns > Altijd wat met stagiaires bij de krant

Altijd wat met stagiaires bij de krant

 

Meer dan zeventig artikelen schreef een stagiaire van de Volkskrant en van die artikelen had ie nogal wat, best relevante, stukken overgeschreven. Dat werd een rel en die rel was goed voor een optreden van de hoofdredacteur bij De Wereld Draait Door en vandaag maar liefst bijna 2,5 pagina’s in de krant zelf.

De enige vraag die ondanks al die, ietwat overdreven, aandacht voor dat stiekeme overschrijven van die stagiaire niet werd beantwoord: hoe was het mogelijk dat die knul in een paar maanden tijd zeventig artikelen kon schrijven? Niet zeventig berichtjes over een man die een hond bijt, maar zeventig stevige verhalen. Bijvoorbeeld een interview met een man die begin jaren negentig urenlang moslims doodschoot in Bosnië.

 

Dat ging, toen uw Sprinkels-stukjesschrijver bij het Brabants Dagblad werkte, wel anders. Toen mochten stagiaires hooguit de voorzitter van de voetbalvereniging interviewen over hoe dat vijftigjarig bestaan gevierd ging worden. Dat stuk werd pas geplaatst nadat die meneer, tevens oud-raadslid, secretaris van de filatelistenclub en buurtwacht, het stuk op feitelijke onjuistheden had gecontroleerd.

En ook in die tijd ging het nog wel eens mis.

Het was eind jaren tachtig dat een allercharmantst meisje voor drie maanden stukjes kwam schrijven bij de Osse regioredactie. Ze verdiende een zakcentje bij als krantenbezorgster en mocht dus elke ochtend haar eigen stukjes bij mensen in de brievenbussen stoppen. Dat vond ze zelf erg grappig.

 

Op een doordeweekse avond ging het mis. Het was al laat. De enige journalist die op de Osse redactie nog aan het werk was, wilde naar huis, maar moest nog even de politie bellen ‘of er nog bijzonderheden waren’. En terwijl stagiaires nu bij de Volkskrant interviews afnemen met lieden die in Bosnië moslims neermaaiden, was zelfs het maken van politieberichtjes toen de exclusieve taak van journalisten in vaste dienst. Tot die ene avond dan. ‘Ik heb het stervensdruk, bel jij Ton even?’

Ton was de woordvoerder van de politie in Oss en vertelde de stagiaire over een ernstig verkeersongeluk. En dat de veroorzaker van dat ongeluk zo in shock was dat ie niet meer kon navertellen wat er precies was gebeurd. ‘We zoeken dus getuigen. Wil je dat in je stukje zetten? En zet er alsjeblieft ons telefoonnummer bij.’

De stagiaire zei ja, hing op, besefte dat ze geen enkele aantekening had gemaakt en tikte wat ze zich herinnerde. De politie zocht getuigen van een ongeluk op die-en-die kruising. Dus de veroorzaker zou wel doorgereden zijn. Of getuigen zich maar wilden melden. Hupsakee, snel het telefoonnummer neergetikt wat ze uit haar hoofd kende.

Dat van haar moeder.

 

De ochtend daarop kwam ze hardop lachend de redactie binnengewandeld. ‘Ons mam is al vier keer gebeld!’ De chef was er al. Net als politiewoordvoerder Ton, die op zijn beurt al was gebeld door de hevig geëmotioneerde veroorzaker van het ongeluk. ‘Doorgereden? Ik?’

Sinds die ochtend mocht ze alleen nog mannen interviewen die in Bosnië moslims hadden doodgeschoten. Die er toen nog niet waren.